* 24. 8 1837 te Rosnay, ✝ 11. 6. 1924 te Parijs, componist. Leerling van Marmontel, Bazin, Thomas, enz., won in 1861 den Prix de Rome, werd, na uit Italië te zijn teruggekeerd, kapelmeester aan de St.
Clotilde-kerk, daarna aan de Madeleine, werd in 1871 organist hiervan en harmonieleeraar aan het Conservatoire, later leeraar in de compositie, 1894 lid der Académie, 1896— 1905 directeur van het Conserv. Van zijn composities, uitmuntend door zuiverheid van stijl en vorm, noemen wij de oratoria Les sept paroles du Christ, Le Paradis perdu (door de stad Parijs bekroond), de opera's La guzla de l’émir, Le pain bis, Ibn Hamet, Frithjof, Xavière, de balletten La Farandole en L'enlèvement de Proserpine, symphonische gedichten, orkestsuites, een dubbelkwintet, een bewerking voor solo, koor en orkest van een Latijnsche ode van Leo XIII: De doop van Chlodwig, enz. Dubois voltooide ook Rebers Traité d'harmonie.