(Lat.) Sleutel; meervoud: claves.
1) Oorspronkelijk de toetsen van het orgel, later ook van het klavier.
2) De kleppen of ventielen der blaasinstrumenten.
3) Teekens, welke de plaats der tonen op een notenbalk aangeven. Zie ook onder sleutel.
Gepubliceerd op 15-06-2021
betekenis & definitie
(Lat.) Sleutel; meervoud: claves.
1) Oorspronkelijk de toetsen van het orgel, later ook van het klavier.
2) De kleppen of ventielen der blaasinstrumenten.
3) Teekens, welke de plaats der tonen op een notenbalk aangeven. Zie ook onder sleutel.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: