Behoorend tot twee verschillende, tezamen gevoegde toonaarden, bijv. C en Fis.
Een bitonale harmonie is een accoord, dat bestaat uit twee, boven elkaar geplaatste, of in elkaar geschoven harmonieën, die, elk op zichzelf beschouwd, behooren tot een anderen toonaard, b.v. c-e-g (C gr. t.) en es-g-bes (Es gr. t.). Deze harmonieformaties worden in later tijd, als op zichzelf staande accoorden gebruikt. Vroeger kwamen zij voor in de beteekenis van nog niet opgeloste dissoneerende harmonieën. Vergeh het volgende voorbeeld, ontleend aan de klaviersonate op. 58 (le deel) van Chopin: waarbij in de rechterhand de dominant van ✝ en in de linkerhand die van D worden gebruikt. De toon c rechts is echter als voorhouding voor de bes te beschouwen en de bes zelf als kleine dominant-none in D gr. t. Door splitsing (zie daar) en consequente voortzetting der aldus gevormde harmonieën ontstaat een dubbel centrum, waarin de beide centra elk hun eigen aantrekkingskracht handhaven. Men zou in die gevallen ook kunnen spreken van een dubbele tonica, een tonica-accoord, waarin de elementen van de twee samenstellende, oude tonica's zijn samengesmolten. Zie ook Bitonaliteit.Zie voor de genese der bitonale accoorden o.a. Louis Vuillermin; „Traité d'harmonie ultramoderne"; het artikel „Evolution de 1'harmonie" van Ch. Koechlin in de „Encyclopédie de la musique" (2e deel): Technique, Esthétique, Pédagogie); Alois Haba: Neue Harmonielehre.