* 18. 2. 1861 te WilligeLangerak, leerling van Daniël de Lange, daarna van Friedrich Kiel te Berlijn en Rheinberger te München. Bovendien bekwaamde hij zich bij Hans Hasselbeck en bij Messchaert in de zang-paedagogiek.
De antieke zangkunst had immer Averkamps liefde; na het teniet gaan van Daniël de Lange's a cappella-koor stichtte Averkamp weer een ensemble, dat zich in dienst stelde van de oude a cappella muziek en met dit koor is hij meermalen in het buitenland opgetreden; in ons geheele land stond het op zijn gunstigst bekend, In 1918 is Averkamp Dr. Johan Wagenaar opgevolgd als directeur van de Muziekschool voor Toonkunst te Utrecht, welke functie hij thans nog bekleedt. Averkamps composities zijn niet doorgedrongen. Slechts een enkel orkestwerk werd vroeger jaren zoo nu en dan wel eens ten gehoore gebracht, zooals de Ballade Elaine und Lancelot. De lijst vermeldt verder: Liederen, hymne Decora Lux voor 4 solostemmen, gemengd koor en orkest, een symphonie, Reyzangen uit Vondels Joseph in Dothan en een opera De Heidebloem (tekst van Lovendaal), die echter nimmer vertoond is. Vele jaren is Averkamp verbonden geweest als muziekcriticus aan het weekblad „De Amsterdammer"; van zijn schrifturen vermelden wij; Historische aanteekeningen over a cappella koren, Jan Pieterszoon Sweelinck en zijn Werken, De Katholieke Kerkmuziek en de Motu proprio van Paus Pius X, De zangkunst en hare sterren, Uit mijn practijk (2e druk 1928), Groote meesters der Toonkunst (1929), Averkamp is sinds vele jaren bestuurslid van de bekende „Vereeniging voor Nederl. muziekgeschiedenis"; als zoodanig bewerkte hij een zestiental marschen, in gebruik bij het Nederlandsche leger, voor piano, benevens geestelijke en wereldlijke liederen uit Een Duytsch Musyck-boeck van 1572.