* 4. 1. 1862 te Sneek, ✝ 11. 2. 1917 te Amsterdam, organist, verloor reeds op zesjarigen leeftijd het gezichtsvermogen en werd 1869 kweekeling in het blindeninstituut te Amsterdam, waar hij tot organist werd opgeleid. Reeds vanaf 1880 werd hij zelf als leeraar aan deze inrichting verbonden, welke functie hij tot slechts enkele jaren voor zijn dood waarnam.
In 1884 werd P. tot organist aan de Nieuwe Luth. Kerk en in 1889 aan de Oude Luth. Kerk op het Spui benoemd en als zoodanig was hij tot zijn dood werkzaam. Als organist had hij in en buiten de hoofdstad een uitmuntenden naam en zijn orgelconcerten (waarbij vele voor weldadige doeleinden) waren zeer in trek. Sedert de oprichting van de Ned. Organisten Verg. was P. bestuurslid, in de laatste jaren penningmeester. Ook als componist wist hij zich met eere bekend te maken, wij noemen o.a. zeer vele fantasieën, sonates, fuga s voor orgel, verschillende koorwerken en cantates (o.a. Koninginne-cantate voor soli, koor en orgel gecomp. 1898 en Lux in Tene. bris v. soli, koor, orkest en orgel ter eere v. h. Blindeninstituut te Amsterdam), liederen en psalmen. Tevens schreef hij artikelen in „Het Orgel". Ook als wiskundige wist P. zich te bekwamen en door volhardende studie slaagde hij er in de acten wiskunte M. O. Kl en K5 te behalen. Voor het blindenonderwijs maakte hij zich mede zeer verdienstelijk en zijn vindingen op dit gebied werden op de tentoonstellingen te Parijs en te Amsterdam bekroond. Op zijn graf op de begraafplaats Te Vraag nabij Amsterdam werd 18 Oct. 1917 een gedenkteeken geplaatst.