(Sontsovka, Jekaterinoslav, 1891-Moskou 1953). Russisch componist, studeerde bij Glière, Rimski-Korssakov, Liadov en Tsjerepnin.
Week na het uitbreken van de revolutie in 1917 naar het Westen uit. Maakte als pianist vele concertreizen, o.a. door Europa, de Verenigde Staten en Japan. Vestigde zich in 1932 definitief weer in Rusland, waar hij in 1950 de Stalinprijs kreeg. Hoewel zijn werken zeer persoonlijk zijn en hij behoort tot de belangrijkste Russische componisten van deze tijd, is hij ondanks een felle ritmiek, bitonale wendingen en het veelvuldig gebruik van dissonanten de klassieke vormen steeds trouw gebleven. De latere, onder de druk van het officiële Sovjetformalisme geschreven werken (als o.a. zijn zevende en laatste symfonie) halen echter niet het peil van zijn vroegere composities, o.m. Klassieke symfonie (1925, rev.1947), de komische opera De liefde voor de drie sinaasappelen (1919), het ballet Romeo en Julia (1936), enkele concerten en het sprookje Peter en de wolf (1936).
