losmaken - regelmatig werkwoord
uitspraak: los-ma-ken
1. ze niet samen laten blijven
♢ ?
2. wat vast zat weer los doen worden
♢ hij maakte zijn jas los
3. gevoelens oproepen
♢ die film heeft veel bij mij losgemaakt
Regelmatig werkwoord: los-ma-ken
ik maak los (... ik losmaak)
jij/u maakt los (... jij losmaakt)
hij/zij maakt los (... hij losmaakt)
wij/zij/jullie maken los (... wij losmaken)
ik/jij/u/hij/zij maakte los (... ik losmaakte)
wij/zij/jullie maakten los (... wij losmaakten)
hij heeft losgemaakt
de/het/een losgemaakte ....
losmakend, losmakende
Synoniemen
opsplitsen, scheiden, splitsen
Tegenstellingen
bevestigen, combineren, samenvoegen, vastzetten
Gepubliceerd op 14-11-2017
losmaken
betekenis & definitie