ketenen - regelmatig werkwoord
uitspraak: ke-te-nen
1. de handen vastmaken met ijzeren klemmen
♢ de slachtoffers lagen geketend in de kelder
Regelmatig werkwoord: ke-te-nen
ik keten
jij/u ketent
hij/zij ketent
wij/zij/jullie ketenen
ik/jij/u/hij/zij ketende
wij/zij/jullie ketenden
hij heeft geketend
de/het/een geketende ....
Tegenstellingen
aanrichten, berokkenen, ontketenen, teweegbrengen, veroorzaken, verwekken, wekken
Gepubliceerd op 14-11-2017
ketenen
betekenis & definitie