Monumenten in Nederland: Zuid-Holland

Ronald Stenvert, Chris Kolman, Saskia van Ginkel-Meester, Elisabeth Stades-Vischer, Sabine Broekhoven en Ronald Rommes (2004)

Gepubliceerd op 02-01-2020

De (Herv.) Grote of St.-Janskerk in Schiedam

betekenis & definitie

De (Herv.) Grote of St.-Janskerk (Nieuwstraat 34) is een driebeukige hallenkerk met vijfzijdig gesloten koor, zijkoren en een toren van vier geledingen met achtzijdige spits. In 1262 werd hier een aan Maria gewijde kerk gesticht.

De eerste steen voor een nieuw gotisch koor legde men in 1335. Dit koor en het forse, recht gesloten, noorderzijkoor waren klaarblijkelijk gereed toen rond 1380 een wonderdadig Mariabeeld werd geplaatst.

Ook de onderbouw van de toren is vermoedelijk nog laat-14de-eeuws. Het oorspronkelijk tweebeukige schip kwam rond 1400 tot stand.

In 1425 wordt de nieuwe wijding van de kerk aan St. Johannes de Doper vermeld.

De kerk had in 1428 te lijden van brandschade. Aan de zuidkant verrees een kapel over het graf van de plaatselijke heilige St.

Liduïna († 1433), die als 15-jarige na een val op het ijs 38 jaar bedlegerig was. De vorm van de opgegraven funderingen van deze verdwenen kapel heeft men in de kerkvloer aangegeven.

Met een verbouwing en verhoging in de 15de eeuw kreeg de toren het huidige uiterlijk met geledingen die afwisselend van spits- en rondbogige nissen met gotische traceringen zijn voorzien.

Eind 15de of begin 16de eeuw kwamen de zuidbeuk van het schip en het zuiderzijkoor tot stand.

De begin 16de eeuw opgetrokken sacristie werd enigszins terzijde geplaatst, vanwege een geplande maar niet uitgevoerde kooromgang, en werd in 1773-'78 verbouwd tot consistoriekamer (met goudleerbehang en stucgewelf). Midden 18de eeuw kreeg de toren een hardstenen portaal in Lodewijk XIV-stijl.

De torenspits en de borstwering met kantelen dateren van een restauratie uit 1932-'34. In de toren hangen klokken van Willem Sloterdiic en Steven Butendiic (1455), Wilhelmus en Jasper Moer (1519) en Claes Noorden en Jan Albert de Grave (1710), alsmede een carillon waarvan 13 klokken zijn gegoten door A.J. van den Ghein (1786).

De kerk is gerestaureerd in 1946-'49, onder leiding van H. van der Kloot Meijburg en Ph.J.W.C. Bolt, en in 2002.

In het interieur worden de beuken gedekt door houten tongewelven en gescheiden door zuilen met koolbladkapitelen. De noordelijke zuilenrij heeft men in 1782 vernieuwd naar model van de laat-gotische zuidelijke zuilenrij.

Tot de inventaris behoort een door Hendrik Niehoff vervaardigde orgelkast in vroege renaissance-stijl (1552-'53), die werd vergroot in 1680 en die in 1724 aanvullend snijwerk kreeg van Alexander Pluskens. De maniëristische preekstoel (circa 1600) is voorzien van ‘inkijkens’; trompe-l'oeil-nissen met afbeeldingen van Christus als Goede Herder en de vier evangelisten.

Het klankbord heeft een Lodewijk XVI-bekroning, afkomstig van het middendeel van de regeringsbank die Gerrit Veth vervaardigde naar ontwerp van Rutger van Bol'Es (1783). Deze vroeger om een pijler gebouwde regeringsbank is later ‘rechtgetrokken’.

De koorafscheiding (1597) heeft men verbouwd tot een bank en een kathederschot, terwijl het doophek (1642) is herschapen in een koorhek.Verder bevat de kerk een armenverzorgersbank (1596), enkele maniëristische borden Schuttersbord (1600), Oogstbord (1617) en tiengebodenbord (1619) - en een epitaaf uit 1656 voor Cornelis Haga († 1654).

< >