Het Laar (Het Laar 2) is een tussen stad en station gelegen voormalige havezate. Het huidige huis werd rond 1700 gebouwd voor Thomas Ernst Danckelman.
In 1745 werd ze verbouwd tot een eenvoudig classicistisch jachtslot voor Johan Lodewijk graaf van Rechteren. Omstreeks 1786 kwam het in handen van Rudolf Sandberg, burgemeester van Zwolle.
A. Sandberg liet in 1850 het huidige huis bouwen, mogelijk met gebruikmaking van de 18de-eeuwse kern; een neoclassicistisch herenhuis van twee lagen op een onderbouw, bestaande uit een rechthoekig hoofdblok en een licht vooruitspringende vleugel aan de noordzijde.
In 1901 werd het geheel verkocht aan de Hengelose fabrikanten H.C., C.F. en D.W. Stork, die het na een verbouwing omstreeks 1905 in 1910 doorverkochten aan R.T. baron van Pallandt van Eerde.
In 1932 kwam het in handen van de gemeente Ommen. Op het terrein staat een bijzonder halfrond tuinprieel, afkomstig van de Pompejaanse tuin van landgoed De Pauw te Wassenaar.
Jhr. B.P.S.
Storm van 's-Gravesande, oudburgemeester van Wassenaar, liet het in 1929 naar Ommen verhuizen.
Het prieel is een zogeheten stibadium, ontworpen in 1852 door H.
Wentzel uit Berlijn voor prins Frederik, de tweede zoon van koning Willem I. De zinken kariatiden werden door J.C.
Geiss in Berlijn gegoten, waarna het prieel in 1853-'54 werd gebouwd. Op het landgoed bevindt zich nog een ijskelder met een terugliggende ijzeren deur in een gemetselde poort, een oranjerie en een vrijstaande duiventoren.
Aan de weg naar Vilsteren staat een tolhuisje (Zwolseweg 17), gebouwd omstreeks 1853. De naam daarvan, Gilwell Ada's Hoeve, is ontstaan toen het na 1910 als padvinderskamp ging dienen.