Gepubliceerd op 02-01-2020

Woonhuizen in Roermond

betekenis & definitie

Woonhuizen. Als gevolg van de stadsbranden van 1554 en 1665 zijn vrijwel geen laat-middeleeuwse woonhuizen bewaard gebleven.

Een uitzondering is het Huis Drehmans (Brugstraat 7) uit circa 1520, waarvan de rijke nissengevel wordt bekroond door een trapgevel met overhoekse pinakels. In de geveltop en op de tweede verdieping bevinden zich rijke natuurstenen traceringen.

De huidige vorm van de begane grond en eerste verdieping dateert van een restauratie in 1943. In het gebied rond het Begaardenklooster, dat bij beide stadsbranden gespaard bleef, staat het in de kern laat-middeleeuwse pand Minderbroedersstraat 2 met een kapconstructie uit de eerste helft van de 16de-eeuw.

In de kelder van Markt 10 bevinden zich overblijfselen van de in 1554 door brand zwaar beschadigde laat-gotische Grauwe Toren. Dit belfortachtige gebouw raakte in verval en werd in de 18de eeuw afgebroken.

Verder staan er enkele panden met een 16de- en 17de-eeuwse kern in het gebied ten westen van de Markt, waar de stadsbrand van 1665 aan voorbij ging. Het diepe huis Luifelstraat 34 heeft een laat-gotische puntgevel met boognissen en het jaartal ‘1571’.

Aan de achterzijde van Markt 16 bevinden zich de jaartalankers ‘1629’. Uit 1591 stamt het later gepleisterde huis Grote Kerkstraat 5, voorzien van een afgeknotte achtzijdige traptoren en een korfboogingang omlijst met hardstenen blokken.

Voorbeelden van later verbouwde diepe woonhuizen met een mogelijk oudere kern zijn: Varkensmarkt 13, Swalmerstraat 43, Roerkade 7, Markt 20 en Markt 34.Het belangrijkste voorbeeld van de relatief snelle herbouw na de stadsbrand van 1665 is het Huis met de Stenen Trappen (Neerstraat 33), gebouwd in 1666 voor Peter van Boshuijsen schout van Echt en rentmeester van het Ambt Montfort - en zijn vrouw Maria Holtman. Van het oorspronkelijke pand op die plaats (de ‘Gulden Valck’) resteert een laat-middeleeuwse kelder. Het forse nieuwe huis, met souterrain en een brede dakopbouw (lucarne) met fronton, is een representant van de classicistische stijl in de Maaslandse bouwwijze. De twee rondboogingangen met toskaanse pilasters bevatten houten deuren met het jaartal ‘1724’ en verwijzen mogelijk naar de toenmalige splitsing van het pand. Van 1875 tot 1994 was hier het klooster van het Arme Kindje Jezus gevestigd. Daarvoor werd in 1888-'89 naar ontwerp van H.

Kürth uit Aken een kapel met neobarokke en neorenaissance-elementen toegevoegd. Van kort na de brand dateert ook het huis Munsterstraat 8, dat is voorzien van de jaartalankers ‘1665’ en van hardstenen deur- en vensteromlijstingen. Het is een van de eerste dwarse huizen in de stad met een ingebouwde koetspoort. Bij het vergelijkbare woonhuis Steegstraat 9 is de poort links naast het huis geplaatst. In de linker zijgevel bevinden zich diverse kanonskogels. Bij dit in 1665 uitgebrande huis heeft men het overgebleven muurwerk gebruikt om een (groter) nieuw pand te bouwen.

Dat gebeurde ook bij de forse dwarse huizen Swalmerstraat 50 en Lindanusstraat 5. Bij het laatstgenoemde huis heeft men de achtergevel naar achteren verplaatst. Inwendig bevinden zich hier een laat-18de-eeuws stucplafond en een Lodewijk XVI-schouw.

Het rond 1730 gebouwde grote Huis Michiels van Kessenich (Swalmerstraat 59) is het beste Roermondse voorbeeld van een herenhuis in Lodewijk XIV-stijl. Het heeft de gebruikelijke hardstenen deur- en vensteromlijstingen en een koetspoort met Lodewijk XIV-decoratie. Ook inwendig bevindt zich een schouw in die stijl. Verder zijn er plafonds in empire-stijl. Een sobere hardstenen Lodewijk XIV-koetspoort bezit het brede huis Swalmerstraat 5-9 (circa 1750). Het in oorsprong 17de-eeuwse huis Jesuitenstraat 7 heeft een ingang met sobere Lodewijk XIV-vormen en inwendig een Lodewijk XIV-plafond.

Het rijkste voorbeeld van Lodewijk XV-stijl is Kraanpoort 1 (1764), een hoog en diep drielaags pand met puntgevel en rijke ingangspartij. Het interieur bevat een Lodewijk XV-schoorsteenmantel en een Lodewijk XVI-trapleuning.

Vergelijkbaar, maar minder rijk, is het dwarse huis Swalmerstraat 38 (circa 1770). De gepleisterde klokgevel van Schoenmakersstraat 16 is 18de-eeuws; de jugendstil-pui heeft men rond 1910 toegevoegd. Uit de tweede helft van de 18de eeuw dateren drie smalle diepe huizen met een gezwenkte geveltop: Schoenmakersstraat 11, Voorstad St. Jacob 4 en Vismarkt 3. Van het later veranderde woonhuis Munsterstraat 10 (circa 1780) zijn de deur en deuromlijsting in Lodewijk XVI-stijl vermeldenswaardig.

Begin 19de eeuw verrees nog een aantal panden met hardstenen vensteromlijstingen in de Maaslandse bouwwijze, zoals Steegstraat 6-8, Munsterstraat 1a en Munsterstraat 5. Al snel bleef het gebruik van hardsteen beperkt tot de begane grond, zoals bij Voorstad St. Jacob 1 (circa 1830) en Swalmerstraat 12 (circa 1840), dan wel tot de koetspoort, bijvoorbeeld bij Swalmerstraat 44 (circa 1840), of enkel tot de deuromlijsting, zoals bij Minderbroedersstraat 9-11 (circa 1840). Het uit circa 1860 daterende herenhuis Jesuitenstraat 9, met hardstenen vensteromlijsting bij begane grond en verdieping, is hierop een late en rijke uitzondering. Het in 1820 gebouwde Huis Bocholz (Steegstraat 30) is een fors wit gepleisterd neoclassicistisch herenhuis met houten torentje. Het voorplein heeft aan weerszijden bouwhuizen (circa 1820) en wordt afgesloten door een hek met pijlers in empire-vormen.

Van de sobere neoclassicistische gepleisterde gevels al dan niet voorzien van een fronton is St.-Janstraat 11-15 (circa 1840) een goed voorbeeld. Bij de midden-19de-eeuwse gevels van Swalmerstraat 54 en Neerstraat 62-62a heeft men de lijstgevel voorzien van een decoratie in de vorm van een ruitenfries. Nog lange tijd verrezen gepleisterde gevels met schijnvoegen, getuige Pastoorswal 3 (ontwerp J. Jorna) en Jesuitenstraat 2. De gepleisterde gebosseerde blokken en details rondom de vensters wijzen op een datering in het laatste kwart van de 19de eeuw. Kenmerkend voor het midden-19de-eeuwse sobere neoclassicisme zijn de vensters met afgeronde hoeken, zoals te zien bij Kraanpoort 8 (1850), Steegstraat 24 (circa 1860) en Jesuitenstraat 11 (circa 1865).

Bij Roerkade 4 (circa 1860) zijn boven de vensters wenkbrauwen aangebracht. Dit gegeven in combinatie met een bepleistering, gietijzeren rozetten en rondboogvensters wordt gerekend tot het romantisch classicisme ook wel rondboogstijl genoemd. Bij Swalmerstraat 104 (1851) zijn zowel wenkbrauwen als gekoppelde rondbogen zichtbaar. Van rond 1860 dateren de gevels van Steegstraat 16, met wenkbrauwen en rozetten, en Swalmerstraat 36, met gekoppelde rondbogen, medaillons met leeuwenkoppen en een fraai gesneden poortdeur. Andere voorbeelden uit die tijd zijn de villa Kapellerlaan 94, het huis Varkensmarkt 12 en het dubbelpand Swalmerstraat 13-15 met een vermoedelijk oudere kroonlijst.

Het belangrijkste Roermondse voorbeeld van eclecticisme is het herenhuis Swalmerstraat 3, gebouwd in 1861-'67 voor notaris en kunstverzamelaar G.C.H. Guillon. Het heeft op de verdieping onder meer een kamer voor kerkelijke kunst, een schilderskabinet en een bibliotheek. Guillon zal zelf een belangrijke rol hebben gespeeld bij het ontwerp, daarbij mogelijk geassisteerd door C. Weber. De rijke decoraties zijn van beeldhouwer J.H.

Leeuw. Belangwekkend is de in gietijzer uitgevoerde decoratie van de koetsdeur. Kenmerkend voor het eclecticisme zijn de geprefabriceerde decoratie-elementen, met name de kuifstukken boven de vensters. Deze zijn te zien bij de rond 1860-'70 gebouwde woonhuizen: Swalmerstraat 65, St.-Janstraat 22, Swalmerstraat 46-48, Neerstraat 63-65 en Voorstad St. Jacob 8 (koetspoort eind 18de eeuw). Deze manier van decoratie blijft tot aan het eind van de 19de eeuw toegepast.

Latere voorbeelden zijn het herenhuis Swalmerstraat 17 (circa 1880) en Lindanusstraat 12 (1894), het geboortehuis van glazenier J. Nicolas.

Een uitgesproken rijke decoratie hebben de panden Willem II Singel 2 en Stationsplein 2 (beide circa 1890), voorzien van neobarokke oeil-deboeufs, en de op Franse voorbeelden geïnspireerde dubbele herenhuizen Willem II Singel 42-44 (1880) en Kapellerpoort 14-16 (1898). Voorbeelden van burgerhuizen in een sobere eclectische variant zijn Willem II Singel 43-49 en 51-61 (alle circa 1885).

Een van de weinige voorbeelden van een herenhuis in neogotische stijl is het aan P.J.H. Cuypers toegeschreven herenhuis Swalmerstraat 49 (circa 1870), voorzien van ronde vensters met vierpassen in de daklijst en vensters met een gordijnboogvormige afsluiting. De in de neogotiek veel toegepaste groen-geglazuurde sierstenen komen voor aan de huizen Swalmerstraat 39 (circa 1890), met straatkapel, en Kapellerlaan 30 (1895).

Het rijkste voorbeeld van neorenaissance-stijl is het forse herenhuis Schuitenberg 45, overdadig voorzien van zuilen, kariatiden, frontons en schelpmotieven. Het werd gebouwd rond 1901 naar ontwerp van J. Speetjens. Een ouder voorbeeld van zijn hand is Willem II Singel 21 (1894). Bij het in neorenaissance-stijl uitgevoerde herenhuis Godsweerdersingel 35-61 uit 1889 is de paletvormige cartouche van de firma Th. van Hooff het meest opvallende kenmerk. Een ontwerp van F.

Dupont is het nu als winkel dienende hoekhuis Godsweerdersingel 76 uit 1890. Vergelijkbaar is het materiaalgebruik bij de neorenaissance-huizen Kapellerlaan 55-57 (1897), Kapellerlaan 15 (circa 1900), Lindanusstraat 4-8 (circa 1905) en Kapellerlaan 117 (circa 1905). De voor de neorenaissance kenmerkende (gepleisterde) horizontale banden zijn onder meer toegepast bij Swalmerstraat 51 (1880), St.-Christoffelstraat 4 (circa 1890), beide van dezelfde (anonieme) architect, en Godsweerdersingel 75 (1901). Een kleine afzonderlijke groep vormen de smalle burgerwoningen met een neorenaissance-geveltop, zoals: Steegstraat 18 (1893), met fraaie natuurstenen ingangspartij, Kapellerlaan 48 (1898), Swalmerstraat 27 (circa 1900) en Godsweerdersingel 31 (1900).

Een combinatie van chaletstijl-elementen met neorenaissance-vormen vertoont het dubbele herenhuis Grote Kerkstraat 11-13 (1887). Bij Kapellerlaan 34 (1890) zijn rondboogvensters gecombineerd met een chaletstijl-sierspant. Een wat zware, maar zwierige, stucdecoratie in jugendstil-vormen vertoont Voogdijstraat 18 (circa 1912). Door F. Dupont in jugendstil-vormen ontworpen zijn de directeursvilla Huize Marie-Louise (Kapellerlaan 187; 1904) en het voor notaris Strens gebouwde herenhuis Wilhelminaplein 3 (1907). Het Monumentenhuis Limburg is gevestigd in een door Dupont in ‘Um 1800’-vormen ontworpen villa Godsweerdersingel 83 uit 1910.

In die stijl kwam ook in 1908 de grotevilla Huize Ernst Casimir (Venloseweg 1) tot stand naar ontwerp van Ed. Cuypers voor rechter Geradts. Voorbeelden van volkswoningbouw zijn de in 1910 door woningbouwvereniging ‘St. Jozef’ gebouwde eenlaagshuizen Julianastraat 2-58 (renovatie 1977) in het Roermondse Veld. Iets rijker van vorm en met expressionistische details uitgevoerd zijn de eenlaagspanden Koningin-Regentesselaan 18-100 (1919-'20) en de door woningbouwvereniging ‘Eigen Haard’ gebouwde ambtenarenwoningen Charles Ruysstraat 1-43 (circa 1920). De in 1928 gebouwde burgerhuizen Voogdijstraat 28-32 hebben een opvallende gevel in gele baksteen.

Naar ontwerp van J. Bongaerts opgetrokken zijn de zakelijk-expressionistische herenhuizen Voogdijstraat 41-45 (circa 1930) en de traditionalistische hoekwoning Parklaan 48 (1933). Voorbeelden van zakelijk-expressionistische villa's zijn: Roerzicht 9, (1933) en H. Luytenstraat 26 (1934), beide ontworpen door J.Th.J. Cuypers, en Minderbroederssingel 4 (circa 1936) naar plannen van J. Klaarenbeek.

Opvallend modernistisch is de burgemeesterswoning Hambeek 2, gebouwd in 1956 naar ontwerp van J.J.G. Zöllner. Voor zichzelf ontwierp hij het huis Walbreukergraaf 3 (1968) met betonsgrafitti.

< >