Het voorm. Dinghuis (Kleine Staat 1) vormt een opvallende afsluiting van het oostelijke eind van de Grote Staat. De naam verwijst naar de functie als plaats van rechtspraak (geding).
Ter plaatse stond oorspronkelijk het huis van de familie De Mayo of De Meye, dat in 1377 werd ingericht voor de huisvesting van de Brabantse en Luikse hooggerechten. Wegens bouwvalligheid van het bestaande pand verrees hier rond 1473 een vrij smal, maar zeer diep en hoog, nieuw gebouw met hoog souterrain en (toen nog) vier bouwlagen onder een hoog Maaslands dak.
Het hoge dak met torentje diende als uitkijkpost van de stad. De laat-gotische hardstenen voorgevel heeft in mergel uitgevoerde boogvelden met traceerwerk en wapenschildjes.
De hoge zijgevel aan de Jodenstraat bestaat uit een hardstenen onderbouw en een in vakwerk uitgevoerde bovenbouw met houten vensters. Deze vakwerkconstructie had oorspronkelijk versterkingskruizen en een houten beplanking, maar bij een ingrijpende verbouwing in 1696 heeft men het vakwerk met baksteen opgevuld.
Van die verbouwing dateren waarschijnlijk ook de tussenvloeren in de achterbouw en de bakstenen achtergevel. Bij het herstel van schade die ontstond bij het beleg in 1793, werd de kap verlaagd en verving men bij de voorgevel de vierde bouwlaag door een fronton met wijzerplaat.
In de gevel aan de Jodenstraat is een ingehakte sleuf zichtbaar. Hierin zat vroeger de bronzen stedelijke voetmaat.De hooggerechten werden in 1664 overgebracht naar het nieuwe stadhuis. Daarna diende het gebouw lange tijd als gevangenis en uitkijkpost, en als lakenhal. In de 19de- en 20ste eeuw was het onder meer in gebruik als Huis van Bewaring, Provinciaal Museum en Kamer van Koophandel. Bij een gevelherstelling in 1912 kwam het huidige bordes tot stand; het huidige daktorentje dateert van de restauratie in 1926-'28, onder leiding van W. Sprenger. Daarna onderging het Dinghuis nog restauraties in 1967-'79 (exterieur) en in 1984-'86 (interieur).
Sinds de laatste restauratie naar ontwerp van A. Meys huisvest het Dinghuis het VVV-Maastricht.
Het interieur is vooral interessant vanwege het in belangrijke mate behouden gebleven houtskelet uit circa 1473 (d), bestaande uit een reeks dwars geplaatste dekbalkgebinten die door voetplaten zijn gekoppeld. Ook de strijkbalken bij de voorgevel zijn uit circa 1473; de gevel behoort tot dezelfde bouwfase. De gebinten in de representatieve ruimten hebben geprofileerde sleutelstukken. Op zolder hebben enkele gebinten een (latere) middenondersteuning met standvink. Het souterrain wordt gedekt door een balkenzoldering. Deze wordt in het midden ondersteund door twee zuiltjes, afkomstig van het in 1749 gesloopte bordes.
Verder bevat het interieur enkele oude schouwen. Op zolder staat het nog steeds functionerende 15de-eeuwse uurwerk (gerestaureerd in 1985), behorend bij de wijzerplaat in het fronton.