De voorm. abdij Kloosterrade of Rolduc (Rode-le-Duc) (Heyendahllaan 82) werd in 1104 gesticht door Ailbertus van Anthoing als abdij van de reguliere kanunniken van St. Augustinus.
In 1797 werd het klooster opgeheven, waarna in 1831 de gebouwen in gebruik werden genomen als Klein-Seminarie van het bisdom Luik en vanaf 1843 als Klein-Seminarie met pensionaat van het bisdom Roermond. Thans huisvesten de gebouwen een streekschool, een priesteropleiding en een congrescentrum.De kern van het complex is de romaanse abdijkerk in de as van een rechthoekige binnenhof. Deze kruisbasiliek heeft een klaverbladvormig koor met crypte en een hoogopgaand westwerk. De oudste delen van de kerk zijn het buitenmuurwerk van het klaverbladvormige deel van de crypte (gewijd in 1108) en de funderingen van dwarspand en schip. In 1130 verrees boven de crypte het klaverbladvormige koor met stenen overwelving, in 1138 gevolgd door het overwelfde transept. Onder abt Erpo begon men in 1143 de kerk westwaarts met drie traveeën te vergroten. Ter hoogte van de eerste en de derde travee van het middenschip zijn de zijbeuken opgehaald tot pseudotransepten met dwarse tongewelven.
Met de tweede travee en de in de tweede helft van de 12de eeuw toegevoegde vierde travee corresponderen zijbeuktraveeën met middenzuilen tussen de hoofdpijlers en ribloze kruisgewelven. In 1209 werd de kerk gewijd (altaarwijding 1224). De westbouw kwam tot stand in de tweede helft van de 12de eeuw met een hoogopgaande middentoren ter breedte van de middenbeuk, geflankeerd door lagere torens in het verlengde van de zijbeuken. De kapconstructie van het schip kwam tot stand in 1586 (d) na brandschade in 1574 of 1580. Bij ingrijpend herstel van deze westbouw in 1624 heeft men de bovenste geleding van de middentoren toegevoegd. De spits met lantaarn dateert van 1678.
De kerk heeft zwaar te lijden gehad van brand, aardbeving, mijnschade en verbouwingen. In 1853 begon een eerste restauratie onder leiding van P.J.H. Cuypers, gevolgd door een tweede restauratie in 1891-1902, waarbij het in de 16de eeuw aangebrachte laat-gotische koor werd afgebroken en vervangen door een reconstructie van het romaanse koor (1893). Een restauratie in 1931-'32 betrof voornamelijk de westbouw en de gewelven die door mijnschade ontzet waren. In 1962 is de toren nogmaals gerestaureerd.
Bijzonder in het interieur is de rijkdom en grote variatie van het romaanse beeldhouwwerk van de kapitelen van de zuilen in crypte en schip. Vier zuilen van de crypte en drie wandzuilen van de zuiderzijbeuk hebben basementen in de vorm van dierlijke monsters. De in verschillende typen uitgevoerde kapitelen vertonen grote overeenkomst met de gebeeldhouwde kapitelen van de kathedraal van Doornik. In de vloer van het middenschip ligt onder een 17de-eeuws koperen rooster het graf van Walram III, hertog van Limburg († 1226), waarvan de grafzerk in reliëf de hertog in wapenrusting toont. Verder zijn er zes grafzerken van abten (16de-18de eeuw), waaronder de zerk in vroege renaissance-vormen voor Leonardus Dammerscheidt († 1557), in maniëristische vormen die voor Balduinus van Horpusch († 1635) en in classicistische vormen die voor Caspar Duckweiler († 1650). Tot de inventaris behoren koorbanken uit de tweede helft van de 18de eeuw en een altaaronderdeel in Lodewijk XV-stijl.
De binnenhof wordt omringd door verschillende abdijgebouwen. Links van de kerk staat de Abtenvleugel uit 1671-'76. Dit tweelaags gebouw in classicistische vormen is voorzien van een hoger opgetrokken middenpartij met gebogen fronton en hardstenen kruisvensters. De links aansluitende vierkante hoektoren met knobbelspits is een watertoren uit 1671. De vleugel rechts van de kerk, het Institut, heeft eveneens een hogere middenpartij met gebogen fronton en is in 1849 gebouwd naar plannen van F. Klausener uit Burtscheidt (D).
Aan de oostzijde van de binnenhof bevindt zich de Morettivleugel met twee torenvormige zijpaviljoens en een middenpartij met fronton, gebouwd in 1751-'54 in Lodewijk XV-stijl naar ontwerp van de Akense architect Joseph Moretti. Dit bouwdeel bevat een fraaie rococo-bibliotheek. Een kloostergang uit 1896 verbindt deze vleugel met de Abtenvleugel. De noordvleugel bestaat uit twee abdijgebouwen, respectievelijk uit 1754 en 1877. De van oorsprong 19de-eeuwse seminariegebouwen in de zuidvleugel zijn na 1950 herbouwd.
Aan de westzijde van de binnenhof bevindt zich het driezijdige voorterrein, dat wordt afgesloten door een gebouw uit 1923-'37. Aan de zuidzijde van het voorterrein ligt de voorm. kloosterhoeve (Heyendallaan 80), die mogelijk naar ontwerp van Johann Joseph Couven werd gebouwd in 1792-'94. Deze U-vormige hoeve omvat verder een korte drielaags noordvleugel en op de noordwesthoek een neoclassicistische voorpoort uit 1851. Inwendig bevindt zich een midden-17de-eeuwse schouw met dorische zuilen, afkomstig van de voorganger van de huidige hoeve.
Haaks op de uiteinden van de Morettivleugel aan de oostzijde van de binnenhof heeft men in 1924 en 1926 seminarievleugels aangebouwd naar plannen van J. Stuyt, geheel in de stijl van de bestaande 18de-eeuwse gebouwen. Het theater of ‘aula maior’ kwam in 1936 tot stand in de stijl van het neoclassicisme naar plannen van J.Th.J. Cuypers. Deze gebouwen zijn deels gesitueerd rond een restant van een terrassentuin uit circa 1700 met delen van de tuinmuur en twee tuinhuisjes. In de noordoosthoek bevindt zich het voorm. kloosterkerkhof met een kleine neogotische kerkhofkapel uit circa 1875. Omgeven door hellingbossen ligt aan de noordkant het Bosquet Rolduc met terrasvormig oplopend vier grote en enkele kleinere voormalige visvijvers.