De Herv. kerk (Torenstraat 26), oorspronkelijk gewijd aan Maria, is een op een wierde gelegen, gepleisterde eenbeukige kruiskerk met vijfzijdig gesloten koor en een westtoren. Het schip dateert uit het midden van de 13de eeuw.
Het gotische koor met de versneden steunberen kwam in de 16de eeuw tot stand en in 1705 werden de dwarsarmen toegevoegd. In de 20ste eeuw heeft het interieur een aantal ingrijpende wijzigingen ondergaan en in 1970 een restauratie.
Inwendig heeft het schip één meloenvormig koepelgewelf; de andere gewelven in de kerk zijn kruisribgewelven. Tot de inventaris behoren twee herenbanken (1706) en een rijk bewerkte preekstoel (1708), alle vervaardigd naar ontwerp van Allert Meijer en met snijwerk van Jan de Rijk.
Het lofwerk op het doophek dateert uit 1810 en is van de hand van M. Walles.
Het orgel werd in 1785 gebouwd door A.A. Hinsz en voltooid door M.
Hardorff met snijwerk van Christiaan Reurschen. Ten slotte is er de graftombe uit 1574 van Rudolf Huïnga, met een houten beeld van de overledene in wapenrusting.
Dit oorspronkelijk vrijstaande monument werd in 1708 hersteld en verplaatst naar de zuidelijke koorwand.De opvallende, gepleisterde toren verrees in 1717-'26 in opdracht van Onno Tamminga van Alberda, eigenaar van de borg Rensuma, naar ontwerp van Allert Meijer. De vierkante onderste geleding gaat over in een achtkant en daarop zijn twee opengewerkte achtkanten geplaatst met een koepeltje als bekroning. De in 1896 afgebrande toren werd in het jaar daarop naar plannen van O. de Leeuw Wieland hersteld in de oorspronkelijke 18de-eeuwse vormen. De bekroning is geschilderd in wit en blauw. De hoekblokken van de onderbouw zijn zandsteenkleurig. Boven de met toscaanse pilasters omlijste toreningang vermeldt een gedenksteen de wederwaardigheden van het bouwwerk.
Uit 1897 dateren de door Petit & Fritsen gegoten klok en het door A. Veenhof vervaardigde mechanisch torenuurwerk in de toren.