Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

Gepubliceerd op 08-10-2020

loen(tje)

betekenis & definitie

(~ loens,beetje scheel),

1. (gemene) streek; eenloentje zetten, in een loentje dringen, belazeren: Zoo een listigen fijndraaier, bij iederen handel afgezet en in schunnige loentjes gedrongen door zijn bloedeigen broer Thijs, QUERIDO 1, 134;
2. misleiding, rookgordijn, fake: Die losprijs is een loentje, ’n soort rookscherm, BAKKER3 44;
3. wenk, seintje: De ‘gabbers’, die het knipoogje, de loen, hadden begrepen, gaven elkander door een grijns te kennen dat ze de zaak door hadden, ELSENSOHN 25.

< >