dierenwereld van het zoet water. Men stelt zich voor dat het eerste leven in zee is ontstaan.
De overgang van zout naar zoet water eist van een organisme aanpassingen, b.v. omdat zoet water veel minder zouten bevat. Dit betekent een verandering van het osmotisch drukverschil, dat zonder bijzondere aanpassingen zou leiden tot verdunning van de lichaamsvloeistoffen tot deze isotonisch zijn met het omgevende water, d.w.z. dezelfde osmotische druk hebben. Ten einde dit te verhinderen, moet de opperhuid minder doorlaatbaar zijn en moeten de nieren meer water verwijderen.Er bestaan allerlei overgangen tussen zoet en zout water, vooral in een estuariumgebied. Daarmee komt overeen dat er dieren zijn die een deel van hun leven in zee, en een deel in zoet water doorbrengen (paling, zalm), dieren die betrekkelijk onverschillig zijn voor het zoutgehalte, dus zich gemakkelijk aanpassen (stekelbaars, steur) of een voorkeur hebben voor brak water (sommige bottenpopulaties) en dieren die een deel van het leven doorbrengen in zout water en een deel in minder zout water (schol, garnaal). Vele zoetwaterdieren behoren tot families waarvan vele soorten nog typische zeewaterbewoners zijn; zij zijn dus duizenden jaren geleden in het zoete water overgegaan, b.v. soorten uit de familie koornaarvissen. Daarnaast staan de echte zoetwaterfamilies, die dus waarschijnlijk veel langer geleden de zee verlieten en daar nu geen duidelijke verwanten meer hebben (b.v. karperachtigen, meervallen). De zoetwaterfauna omvat diersoorten uit bijna alle stammen van het dierenrijk, maar altijd een veel kleiner aantal dan mariene of landbewonende soorten.