bos op vochtige of natte bodem (broek) of op bodem die periodiek overstroomd wordt. Er zijn vier soorten broekbos: elzenbroekbos, vnl. bestaande uit elzen en een rijke kruidlaag, komt voor op voedselrijke, drassige of natte laagveenbodems en op natte plaatsen in beekdalen; berkenbroekbos, vnl. bestaande uit berken, dwergstruiken, varens en grassen, komt voor op natte, zure zand- en veenbodems; wilgenbroekstruweel en -bos, bestaande uit verschillende soorten wilgen, soms met zwarte els, berk en vuilboom en weinig kruiden, maar rijk aan mossen, komen voor op vochtige, (matig) voedselrijke gronden (zowel veen, klei als zand); wilgenvloedbossen, bestaande uit verschillende wilgesoorten, een rijke kruidlaag waarin veel lianen voorkomen, komen voor op kleiige en zandige bodems die geregeld overstroomd worden, b.v. in uiterwaarden langs rivieren.
Broekbossen zijn vaak erg rijk aan vogels, amfibieën en ongewervelden (vooral slakken).Broekbossen bedekten vroeger het grootste deel van het laaggelegen natte deel van het land. Tegenwoordig zijn de oorspronkelijke bossen geheel verdwenen. Er zijn graslanden, hakhout- en griendcultures voor in de plaats gekomen. De tegenwoordige broekbossen zijn ontstaan door omvorming van de niet meer lonende hakhout- en griendcultures, door verwildering van verlaten beekdalgraslanden, door opslag in natte duinvalleien en door verlandingsprocessen in ondiepe wateren. Zij worden bedreigd door ontwatering, eutrofiëring en vervuiling van het water en door ontginning tot grasland of populierenbos. Waardevolle broekbossen die beschermd zijn, worden o.a. gevonden in de Wieden (in Noordwest-Overijssel), in het Naardermeer, de vallei van de Zwarte Beek, De Maten en het Hageven (Belg. Limburg), Molsbroek (Oost-Vlaanderen) en Torfbroek (Brabant), en bij eendenkooien.