chronische vergiftiging met Lobelia (‘Indiaanse tabak’), een plantengeslacht genoemd naar de Nederlandse plantkundige Matthias Lobelius (De l’Obel of De Lobel) (1538-1616). Tot de Lobelia behoort onder andere de tuinlobelia (Lobelia erinus), een bekende sierplant met blauwe bloemen. In heidevennen groeit de waterlobelia, een ongeveer 70 cm hoge plant met witte en blauwe bloemen. Het alkaloïden bevattende kruid van de Lobelia inflata werd vroeger veel aangewend bij asthma bronchiale; de tinctura lobelia is een bestanddeel van de potio huchard.
Agnes Arber merkt op in haar boek Herbals: their origin and évolution (1938) dat het titelblad van een van De l’Obels werken ‘voorzien is van witte populieren als armes parlantes [= sprekend familiewapen], op grond van de associatie Abeel-Lobel. De naam Lobelia, afgeleid van l’Obel, heeft dus een merkwaardige achtergrond, omdat hij via de naam van een plantkundige oorspronkelijk van een andere plant afstamt.’ (Blunt)
Lobel, een advocatenzoon uit Rijssel, studeerde geneeskunde en botanie in Leuven en Montpellier. In de oude Zuidfranse universiteitsstad schaarde hij zich onder het gehoor van de bekende arts Guillaume Rondelet (1507-’66), die door zijn vroegere studievriend de Franse arts en schrijver François Rabelais (1485-1531) als Rondibilis in diens Gargantua et Pantagruel vereeuwigd werd.
In Montpellier behaalde Lobel in 1568 zijn licentiaat; hoogstwaarschijnlijk is hij nooit gepromoveerd (Lindeboom, 1984). Samen met zijn medestudent Pierre Pena vertrok hij hierna naar Engeland.
Met Pena schreef hij in 1570 het botanische werk Stirpium Adversaria seu Stirpium Historia, dat aan de Engelse koningin Elisabeth werd opgedragen. Twee jaar later verscheen in Londen Plantarum seu Stirpium ntrva, waarvan in 1581 bij Plantijn de Nederlandse vertaling het licht zag: Kruydtboeck of beschrijvinge van allerley gewassen, kruyden, heesteren ende Gheboomten, een werk dat Lobel opdroeg aan prins Willem van Oranje, die hem inmiddels tot zijn lijfarts benoemd had. In deze werken ontwikkelde Lobel een systeem van classificatie van het plantenrijk dat hem beroemd maakte. Hij onderscheidde verschillende groepen planten naar de kenmerken van hun bladeren en maakte een ruwe scheiding tussen eenen tweezaadlobbigen.
Na zijn verblijf in Engeland werd Lobel arts in Antwerpen. Als lijfarts van Willem van Oranje volgde hij deze in 1581 naar Delft. Na de moord op de prins (1584) keerde hij terug naar Antwerpen, waar hij enkele jaren als stadsdokter fungeerde. Al spoedig moest hij naar de Noordelijke Nederlanden uitwijken; in 1585 kreeg hij een aanstelling als stadsgeneesheer te Middelburg (Fokker). In 1596 scheepte hij zich in naar Engeland, waar hij in Hackney het beheer kreeg over de medicinale tuinen van Lord Zouch. Koning Jacobus 1 verleende hem in 1607 de onderscheiding ‘botanicus regius’ (‘koninklijk botanicus’). Vooral als botanicus is Lobel bekend gebleven. Behalve de reeds genoemde werken verschenen nog tal van andere botanische en farmacologische werken van zijn hand.
Gepubliceerd op 17-06-2020
lobelisme
betekenis & definitie