Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

ductus arteriosus Botalli

betekenis & definitie

bij de foetus bestaande verbinding tussen de vertakkingsplaatsen van de truncus pulmonalis, de arteriestam tussen de rechter hartkamer en het begin van de rechter en linker longslagader, en aortaboog die na de geboorte oblitereert tot het ligamentum arteriosum. Hij wordt nog steeds ten onrechte genoemd naar de Franse anatoom Leonard Botal.

Botal, geboren in 1530 uit een Franse familie in het Italiaanse Asti in Piemonte, kreeg zijn medische vorming te Padua, onder meer van de vermaarde anatoom Gabriele Fallopio (1523-’62). Na zijn promotie vertrok hij al spoedig naar Parijs, waar men door zijn in 1565 uitgegeven boekje Commentariolo duo dermate geïmponeerd raakte, dat hij lijfarts werd van de Franse koningen Hendrik II en Karel IX. In dit werkje beschreef hij de ductus arteriosus. Botal was zeker niet de eerste die de gang ontdekte. Zijn leermeester Fallopio had deze embryonale verbinding reeds gezien, maar ook eeuwen eerder was Galenus (130-200), een van de grootste artsen uit de oudheid, deze gang al opgevallen (Haneveld). Ook de Bolognese anatoom Giulio Cesare Aranzio (1530-’89) was hem al voor geweest. Jean Riolan (1580-1657), de lijfarts van Maria de Medici en van de eerste Bourbon op de Franse troon, Hendrik IV, is er de schuld van dat de naam van de embryonale gang voorgoed met Botal is verbonden. De ambitieuze Botal ging nog een stapje verder door ook de ontdekking van het foramen ovale, een bij de foetus aanwezige opening in het boezemseptum van het hart, op zijn conto te willen schrijven. Maar ook hierin was Galenus hem voor geweest. De medisch historicus Haneveld meent dat Botals tijdgenoot de Italiaanse anatoom Hieronymus Fabricius ab Aquapendente (1533-1619) hem ook voor is geweest. Een afbeelding van het foramen ovale verscheen in Fabricius’ werk Deformato foetu dat in 1600 te Venetië verscheen. We weten het overlijdensjaar van Botal niet exact, maar het is aannemelijk dat het om en nabij die eeuwwisseling geweest moet zijn.

Als arts verwierf Botal een grote reputatie door zijn behandeling van schotwonden. Hij was een groot voorstander van aderlating, in die tijd te pas en te onpas bij iedere aandoening uitgevoerd. We zouden Botal beslist te kort doen als we hem niet de primeur gunden als ontdekker van een ziektebeeld dat we nu als ‘hooikoorts’ kennen. In zijn Opera Omnia, een werk dat in 1660, dus na zijn dood, te Leiden verscheen, beschrijft hij een patiënt die heftig reageerde op rozegeur. Nadat de man aan de bloem geroken had, kreeg hij hoofdpijn, een heftige niesbui en hinderlijke jeuk in beide neusgaten (Major).

< >