[/i]vollemaansgelaat. Dit is een typisch symptoom bij patiënten met het syndroom van Cushing, genoemd naar een van de beroemdste Amerikaanse hersenchirurgen: Harvey Cushing (1869-1939). Het Cushing-syndroom bestaat uit een vollemaansgezicht, vetzucht van romp en hoofd, impotentie c.q. amenorroe, hypertrichose, osteoporose, kyfose en rode strepen op borsten buik. De oorzaak is basofiel hypofyse-adenoom, hyperplasie van de bijnieren, adenoom van de bijnierschors of langdurig gebruik van corticosteroïden.
Cushing, grondlegger van de moderne neurochirurgie, studeerde geneeskunde aan de Harvard Medical School. In 1896 vertrok hij naar Baltimore, waar hij als chirurgisch assistent van William Stuart Halsted (1852-1922) gedurende vier jaar in het Johns Hopkins Hospita! werkzaam was. Voor een jaar vertrok hij daarna naar Europa. Vanuit Bern, waar hij een aantal maanden bij de chirurg Emil Theodor Kocher (1841-1917) en de fysioloog Karl Hugo Kroneceker (1839-1914) werkte, reisde hij naar Engeland. Bij de pionier op het gebied van de neurochirurgie, de Londense chirurg Sir Victor Horseley (1857-1916), die als eerste een ruggemergstumor verwijderde, deed hij de nodige ervaring op. In Liverpool, bij de bekende neuroloog Charles Scott Sherrington (1857-1952), bekwaamde hij zich ten slotte in de neurologie.
Terug in Baltimore kreeg Cushing een aanstelling als afdelingschirurg in het Johns Hopkins Hospital, waar hij zich voornamelijk bezighield met neurologie. Regelmatig kon men hem aantreffen in het Hunterian Laboratory of Experimental Medicine. In dit laboratorium deden Cushing en zijn medewerkers hun eerste experimentele onderzoekingen op het gebied van de fysiologie en chirurgie van de hypofyse. De resultaten daarvan verschenen in het artikel ‘Experimental hypophysectomy’1. Bij een acromegale patiënt deed hij als eerste een partiële hypofysectomie. Bij deze patiënt, die door Charles H. Mayo naar hem verwezen was, vond Cushing een eosinofiel adenoom, een tumor van de hypofysevoorkwab. Hij publiceerde erover: ‘Partial hypophysectomy for acromegaly with remarks on the function of the hypophysis’2. Cushings eerste belangrijke neurochirurgische monografie van 1912, The Pituitary Body and its Disorders, vermeldt zijn experimentele studies en geeft een beschrijving van vijftig hypofysectomieën. De rol van de hypofyse wordt duidelijk beschreven en ook komt de relatie met andere klieren met interne secretie naar voren. In hetzelfde jaar kreeg hij een benoeming tot hoogleraar aan de Harvard University in Boston.
Dankzij Cushing, de eerste full-time Amerikaanse neurochirurg, werd het mogelijk operaties in het hersenweefsel te verrichten. Hij maakte daarbij als eerste gebruik van diathermische coagulatie. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werkte Cushing talloze malen in het Amerikaanse veldlazaret aan het Franse front, waar hij de nodige ervaring met de chirurgische behandeling van hersenletsels opdeed.
In 1932, het jaar waarin Cushing met pensioen ging, kwamen drie belangrijke publikaties van hem uit. In het bulletin van het Johns Hopkins verscheen het artikel ‘The basophil adenomas of the pituitary body and their dinical manifestations (pituitary basophilism)’3. In deze 58 pagina’s tellende publikatie behandelt Cushing de naar hem genoemde ziekte van Cushing als een van de oorzaken van het syndroom van Cushing. De ‘ziekte van Cushing’ is het Cushing-syndroom ten gevolge van een basofiel adenoom van de hypofysevoorkwab. Zijn neurochirurgische ervaringen vermeldde Cushing, met zijn medewerker Percival Bailey (geb. 1892), in het boek Intracranial Tumors, waarin meer dan tweeduizend door hem zelf waargenomen hersentumoren beschreven staan. Uit zijn statistiek blijkt de mortaliteit van de operatie te zijn gedaald van zeventien procent in 1923 tot nog geen zeven procent in 1931. Ten slotte zag in dat jaar zijn monografie The Pituitary Body and the Hypothalamus het licht.
Evenals zijn grote vriend de Canadese internist Sir William Osler (1849-1919) bezat Cushing grote liefde voor de geschiedenis van de geneeskunde. Door Osler gestimuleerd verzamelde de bibliofiele Cushing zijn gehele leven medisch-historische werken en oude geneeskundige geschriften. Hierover publiceerde hij in 1928 onder de titel Consecratio medici and other papers (Dumesnil). Toen de 63-jarige Cushing als hoogleraar aan de Harvard University aftrad, kreeg hij aan de universiteit van Yale een leerstoel in de geschiedenis van de geneeskunde. In 1943 verscheen postuum zijn monumentale biografie van Vesalius, die hij in 1939, het jaar van zijn overlijden, had voltooid. Cushing heeft veel internationale onderscheidingen gekregen. In 1932 verleende de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam hem een eredoctoraat.
1 Johns Hopkins Hospital Bulletin 21,127,1910
2 Am. Surg. 50,1002,1909
3 Buil Johns Hopkins Hosp. 50,1932,137-195
Gepubliceerd op 17-06-2020
Cushing face
betekenis & definitie