In het 4de boek B. W. wordt niet alleen het bewijs maar ook de verjaring geregeld.
Verjaring is de verandering, welke in een rechtsverhouding door tijdsverloop ontstaat.
Verkrijgende en bevrijdende verjaring. Men onderscheidt twee soorten van verjaring: ie. de verkrijgende verjaring. Deze is een middel om eigendom te verkrijgen of ander zakelijk recht, b.v. een servituut, te doen ontstaan;
2e. de bevrijdende verjaring. Dit is een middel om van een rechtsvordering bevrijd te worden.
Bezit met titel of zonder titel. De verkrijgende verjaring heeft plaats, wanneer men een onroerende zaak gedurende 20 jaar krachtens een titel ongestoord bezit of gedurende 30 jaar, doch dan is een titel niet noodig. Onder titel verstaat men een regelmatige wijze van overgang der zaak, welke in een normaal geval eigendom zou verschaffen, b.v. koop, schenking.
Goede trouw
De bezitter moet te goeder trouw zijn, d.w.z. op ’t oogenblik der bezitsverkrijging moet de bezitter meenen, dat hij eigenaar werd. Stel A verkoopt aan B een huis. Het wordt den kooper feitelijk geleverd, doch de koopacte wordt niet overgeschreven in de openbare registers. B wordt dus geen eigenaar, doch wel bezitter. Indien hij te goeder trouw is, dan wordt hij door verjaring eigenaar, indien hij dat huis gedurende 20 jaar ongestoord bezit.
Bezit van den voorganger telt mee.
Dikwijls verkrijgt B na een korteren termijn den eigendom, want hij mag bij zijn eigen bezit dat van zijn voorgangers voegen. Stel, dat A reeds gedurende 18 jaar bezitter was, dan zal B na 2 jaar door verjaring den eigendom van ’t huis verkrijgen.
Bevrijdende verjaring.
Om van een rechtsvordering bevrijd te worden, is een termijn van 30 jaar noodig. Deze z.g. bevrijdende verjaring doet wel het vorderingsrecht van den crediteur, de z.g. actie, te niet gaan, doch niet de schuld zelve. De crediteur kan na deze verjaring den schuldenaar in rechte niet meer aanspreken, doch de schuldenaar blijft verplicht zijn schuld te voldoen. Betaalt hij vrijwillig, niettegenstaande de verjaring, dan kan hij ’t betaalde niet terugvorderen wegens onverschuldigde betaling.
Kortere termijn dan 30 jaar
Sommige schulden verjaren met een korteren termijn dan 30 jaar, b.v. vorderingen van onderwijzers en loon van arbeiders verjaren door verloop van één jaar, vorderingen van artsen, deurwaarders, advocaten, notarissen verjaren na 2 jaar; vorderingen van werkbazen en van kooplieden voor leverantie aan particulieren verjaren met 5 jaar. Niettegenstaande een beroep op de verjaring kan de crediteur aan den schuldenaar een eed opdragen, dat de schuld werkelijk is betaald.
Huren en renten verjaren met vijf jaar, doch hier kan geen eed worden opgedragen.
Stuiting van de verjaring.
Verjaring kan worden gestuit. Daardoor wordt de verjaring afgebroken. Deze sluiting kan plaats hebben door een aanmaning, welke van den eigenaar of crediteur afkomstig is. A is b.v. bezitter van een huis en B de eigenaar. A is bezig door verjaring eigenaar te worden. Hij bezit ’t huis gedurende 18 jaar met een titel.
Nu wordt A door B gesommeerd om ’t huis terug te geven. Daardoor is de verjaring gestuit, d. w. z. zij loopt niet verder en de termijn van 18 jaar vervalt. Wanneer B nu de zaak niet doorzet, dan begint de verjaring voor A weer opnieuw te loopen. Zoo kan men telkens een nog niet voltooide verjaring doen vervallen door een enkele aanmaning. Dit kan ook aldus bij de bevrijdende verjaring plaats hebben. (Zie artt. 1983—2030 B. W.)