Het wetsontwerp wordt nu „aan de orde gesteld”, dat wil zeggen, geplaatst op de agenda voor de openbare vergaderingen der Kamer. Na de „algemeene beraadslaging”, waarbij de leden en de Minister het woord voeren over den inhoud en de strekking van het wetsontwerp in het algemeen, volgt de artikelsgewijze behandeling.
De Kamer kan daarbij gebruik maken van haar recht van amendement, dat is het recht, om wijzigingen in een wetsontwerp aan te brengen. Wil een amendement in behandeling komen, dan moet het door minstens 5 leden zijn voorgesteld of ondersteund. De Minister kan het amendement zóó juist achten, dat hij het overneemt, d.w.z. de wijziging in zijn wetsontwerp aanbrengt. Gewoonlijk zal hij de beslissing aan de Kamer overlaten. Acht hij het amendement schadelijk voor zijn wetsontwerp, dan zal hij het onaannemelijk verklaren. Indien de Kamer dat amendement, tegen den wensch van den Minister, aanneemt, zal de Minister het wetsontwerp niet verder verdedigen, en zal hij het intrekken.Op een amendement wordt soms door andere leden weer een wijziging, een sub-amendement voorgesteld. Er wordt dan gestemd eerst over het sub-amendement, daarna over het amendement, tenslotte over het artikel.
Zijn alle artikelen afgehandeld, dan heeft de eindstemming plaats.
Wordt het wetsontwerp aangenomen, dan gaat het naar de Eerste Kamer. Het wetsontwerp volgt daar geheel denzelfden weg als in de Tweede Kamer : afdeelingsonderzoek, met Voorloopig Verslag, en Memorie van Antwoord van den Minister, daarna openbare behandeling. Amendementen kunnen echter niet worden voorgesteld, daar de Eerste Kamer het recht van amendement mist. Na de beraadslaging wordt gestemd over het wetsontwerp in zijn geheel. Heeft ook de Eerste Kamer het wetsontwerp aangenomen, dan behoeft het nog de sanctie, de bekrachtiging van de Koningin, en de mede-onderteekening (contraseign) van de(n) betrokken Minister(s). Het wetsontwerp is nu wet geworden.
Alle wetten worden afgekondigd in het Staatsblad. Ook de Staatsbladen zijn ter Landsdrukkerij verkrijgbaar.
Hoe kunnen nu direct belanghebbenden op de wetgeving invloed trachten te oefenen? Indien een wetsontwerp wordt ingediend, waardoor bepaalde groepen van ingezetenen vreezen ernstig in hun belangen te worden benadeeld, zullen zij wijziging trachten te bereiken of liefst verwerping van dat wetsontwerp. De beste weg is dan, zoo spoedig mogelijk na de indiening van het wetsontwerp bij de Tweede Kamer, een adres tot de Kamer te richten. Dit kan geschieden op ongezegeld papier. (Alleen indien men aan de Kamer vraagt behartiging van persoonlijke belangen, moet het verzoekschrift op zegel zijn gesteld). Bij het afdeelingsonderzoek kunnen dan de bezwaren, in het adres genoemd, ter sprake worden gebracht. Ook bij de mondelinge beraadslaging kan door een of meer Kamerleden het adres ter sprake worden gebracht en kunnen zij er bij den Minister op aandringen, met de in het adres genoemde bezwaren rekening te houden. Daarom wordt het adres vaak, tegelijk met de indiening van een behoorlijk onderteekend exemplaar aan de Kamer, in afdruk aan de Kamerleden toegezonden.