Voorbeeld :
Amsterdam, 4 Juli 1933 Goed voor ƒ 6000,—
Drie maanden na dato neem ik aan te betalen aan den Heer
K. Vink alhier of order de somma van zesduizend gulden.
(get.) K. Voogd.
Het orderbriefje behelst:
1e. hetzij de orderclausule, hetzij de benaming „order briefje” of „promesse aan order”, opgenomen in den tekst zelf, en uitgedrukt in de taal, waarin de titel is gesteld;
2e. de onvoorwaardelijke belofte een bepaalde som te betalen;
3e. de aanwijzing van den vervaldag;
4e. die van de plaats, waar de betaling moet geschieden;
5e. den naam van dengene, aan wien of aan wiens order de betaling moet worden gedaan;
6e. de vermelding van de dagteekening, alsmede van de plaats, waar het orderbiljet is onderteekend;
7e. de handteekening van hem, die den titel uitgeeft, (onderteekenaar)
De titel, waarin één der vermeldingen, in het voorgaande artikel aangegeven, ontbreekt, geldt niet als orderbriefje, behoudens in de hieronder genoemde gevallen.
Het orderbriefje, waarvan de vervaldag niet is aangewezen, wordt beschouwd als betaalbaar op zicht.
Bij gebreke van een bijzondere aanwijzing wordt de plaats van de onderteekening van den titel geacht te zijn de plaats van betaling en tevens de plaats van het domicilie van den onderteekenaar.
Het orderbriefje, dat de plaats van zijn onderteekening niet vermeldt, wordt geacht te zijn onderteekend in de plaats, aangegeven naast den naam van den onderteekenaar. Voor zooverre zij niet onvereenigbaar zijn met den aard van het orderbriefje, zijn daarop toepasselijk de bepalingen over wissels betreffende :
het endossement, den vervaldag, de betaling, het recht van regres in geval van non-betaling, de betaling bij tusschenkomst. Eveneens zijn op het orderbriefje toepasselijk de renteclausule, de verschillen in de vermelding met betrekking tot de som, welke moet worden betaald, de bepalingen betreffende het aval. De onderteekenaar van een orderbriefje is op dezelfde wijze verbonden als de acceptant van een wissel.
De orderbriefjes, betaalbaar zekeren tijd na zicht, moeten ter teekening voor „gezien” aan den onderteekenaar worden aangeboden. De zichttermijn loopt van de dagteekening van het visum, hetwelk door den onderteekenaar op het orderbriefje moet worden geplaatst. De weigering van dezen zijn visum te plaatsen, moet worden vastgesteld door een protest, van welks dagteekening de zichttermijn begint te loopen.