Borgtocht is een overeenkomst tusschen den borg en den crediteur van een ander, waarbij de borg zich verbindt om de schuld van dien ander te zullen betalen, indien de schuldenaar dit zelf niet doet.
Vorm van borgtocht.
Borgtocht kan mondeling tot stand komen, doch ’t is gewenscht met ’t oog op ’t bewijs een acte op te maken. De borg heeft verschillende voorrechten, nl.
Voorrecht van uitwinning,
1e. ’t voorrecht van uitwinning, d. w. z. indien de borg aangesproken wordt, kan hij vorderen, dat eerst de goederen van den schuldenaar worden verkocht, opdat de crediteur daarop zijn vordering kan verhalen. Indien hij dan te kort komt, kan hij voor dat tekort den borg aanspreken.
2e. ’t voorrecht van schuldsplitsing. Dit vindt toepassing, indien er meer dan één borg is. Zijn er eenige borgen, dan kan iedere borg voor ’t volle bedrag worden aangesproken, doch de borg, die aangesproken wordt, kan vorderen, dat de schuld over de borgen wordt verdeeld, zoodat iedere borg zijn aandeel in de schuld betaalt.
3e. ’t voorrecht van art. 1885 B. W. Indien de borg heeft betaald, kan hij ’t betaalde op den schuldenaar verhalen en mag daarbij gebruik maken van de voorrechten, die de crediteur had, b.v. een pandrecht of een hypotheekrecht. De borg wordt dan in de plaats gesteld van den crediteur (gesubrogeerd). Nu bepaalt art. 1885 B. W., dat de borg ontslagen is, wanneer hij door toedoen van den crediteur niet meer kan treden in diens rechten en voorrechten. A is b.v. schuldig aan B ƒ 10000,—. De zekerheid bestaat uit: 1e. een pandrecht op effecten en 2e. een borgtocht van C. De crediteur B executeert de effecten en komt daarbij te kort. Nu spreekt hij den borg C aan, doch deze kan zich op art. 1885 beroepen, omdat hij door toedoen van den crediteur niet meer kan treden in diens voorrechten als pandhouder.
Afstand voorrechten.
In de practijk heeft de borg niet veel aan deze voorrechten, daar hij meestal bij de borgtochtacte afstand doet van alle voorrechten, door de wet aan borgen toegekend.
Hoofdelijkheid van debiteur en borg.
De borg verbindt zich meestal hoofdelijk met den schuldenaar. In dat geval heeft de crediteur de keus: hij kan óf onmiddellijk den borg aanspreken, zonder den schuldenaar vooraf in gebreke te stellen óf eerst den schuldenaar en indien deze niet betaalt, den borg.
Te niet gaan borgtocht
Borgtocht gaat op verschillende wijzen te niet, b.v. door ’t te niet gaan van de schuld, door vermenging, b.v. de borg wordt de erfgenaam van den crediteur of omgekeerd. (Zie de artt. 1857—1887 B. W.).