Literatuur, Geschiedenis en Theorie

J.A. Dautzenberg (2009)

Gepubliceerd op 08-02-2017

Gerrit Achterberg

betekenis & definitie

Nederlands dichter (Langbroek, Utr., 20.5.1905 – Oud-Leusden, Utr., 17.1.1962). Onderwijzer. Doodde in 1937 in overspannen toestand zijn hospita (met wie hij een verhouding had) en verwondde haar dochter. Hij gaf zichzelf aan bij de politie en verbleef tot 1942 in een psychiatrische inrichting. Over zijn ervaringen daar schreef hij een aantal gedichten, die pas na zijn dood werden gepubliceerd in Blauwzuur (1969). Hij kreeg als eerste dichter de P.C.Hooftprijs (1949). Constantijn Huygensprijs 1959.

Achterbergs carrière kwam tamelijk langzaam op gang. In 1924 publiceerde hij met zijn vriend A.J. Dekker een bundeltje traditionele, sterk religieuze gedichten: De zangen van twee twintigers. In 1931 volgde zijn echte debuut: Afvaart. De volgende bundel verscheen pas in 1939 (Eiland der ziel), maar daarna volgden de bundels elkaar snel op; in 1946 verschenen er zelfs vijf. Na 1954 nam zijn productiviteit sterk af. In totaal scheef hij een kleine dertig – overwegend tamelijke dunne – bundels.

Het overgrote deel van zijn ca. 900 gedichten staat in het teken van een gestorven geliefde en van het begrip ‘dood door schuld’. Het ligt voor de hand de oorzaak hiervan te zoeken in de gebeurtenissen van 1937. Deze zijn natuurlijk van invloed geweest op de thematiek van zijn poëzie, maar het is onjuist de gedichten over een gestorven/gedode vrouw alleen maar biografisch te interpreteren, want het gegeven komt ook al in Afvaart van 1931 voor. De ‘u’ of ‘gij’ die in veel gedichten wordt toegesproken, is niet alleen een persoon maar ook en vooral een symbolische gestalte die het volmaakte, het absolute, het eeuwige vertegenwoordigt: dat waarnaar de mens slechts kan streven.

< >