In Nederland speelt het constructivisme een kleine rol in de literatuur. In april 1920 publiceerden Van Doesburg, Mondriaan en Antony Kok (1882-1969) in De Stijl het tweede manifest van het blad, getiteld "De literatuur".
Daarin worden de ‘naturalistische clichés’, ‘de astmatische en sentimentele ik- en zij-poëzie’ en ‘de netjes naast en onder elkaar geplaatste zinnen’ afgewezen en wordt een oproep gedaan ‘het woord een nieuwe betekenis en een nieuwe uitdrukkingskracht [te] geven’ door middel van syntaxis (zinsbouw), prosodie (versleer), typografie en zelfs ‘aritmetica’ (getallen en rekenkundige symbolen). Het laatste is een duidelijke invloed van het futurisme. Van Doesburg publiceerde in De Stijl onder de naam ‘I.K. Bonset’ (misschien een anagram van ‘ik ben sot’) gedichten en als ‘Aldo Camino’ een soort roman, Het andere gezicht. Net als zijn schilderijen zijn de gedichten uiterst abstract: ze bestaan alleen nog maar uit losse woorden en hebben een opvallende ‘beeldende’ typografie.
Ook de vroege poëzie van Hendrik de Vries (1896-1989) kan constructivistisch worden genoemd. In de verhaal- en romankunst speelt het constructivisme nauwelijks een rol; alleen de novelle Blokken (1931) van F. Bordewijk (1884-1965) kan ertoe gerekend worden.