Gepubliceerd op 30-07-2017

Sudan

betekenis & definitie

Republiek in het noordoosten van Afrika; sinds 1 januari 1956 onafhankelijk.

De naam Sudan is afgeleid van het Arabische Bilad-al-Soedan: land der zwarten. Sudan is een overwegend agrarisch land, dat een grote producent van katoen is; verder exporteert het pinda's, Arabische gom en sesamzaad. Aan het begin van de negentiende eeuw werd Sudan onderworpen door Egypte. In 1881 kwam Sudan in opstand tegen de Egyptische onderdrukking. De rebellie, die het karakter van een islamitische heilige oorlog had, werd door Egyptische en Britse militairen neergeslagen. In 1899 werd Sudan in naam een Egyptisch-Brits condominium; de feitelijke macht lag echter bij Groot-Brittannië. Een condominium is een gemeenschappelijke soevereiniteit van twee of meer staten over één gebied. Sudan betoonde zich een bijzonder weerbarstige Britse kolonie. Er waren voortdurend opstanden. In 1948 accepteerde Groot-Brittannië het principe van Sudanese autonomie, maar in 1951 proclameerde de Egyptische koning Faroek zich tot koning van Sudan. Na zijn gedwongen vertrek aanvaardde ook Egypte het recht van Sudan over de eigen toekomst te beschikken. In 1953 beloofden Egypte en Groot-Brittannië hun troepen binnen drie jaar uit Sudan terug te trekken. Om de onafhankelijkheid te kunnen voorbereiden, werd Isma'il al-Azhari, de leider van de vrijheidsbeweging, in 1954 premier. Op 1 januari 1956 kreeg Sudan officieel onafhankelijkheid.

Op 17 november 1958 kwam generaal Ibrahim Abboud door een staatsgreep aan de macht. Hij maakte een einde aan de parlementaire democratie, verbood alle politieke partijen, en schortte de grondwet op. Abboud bond de strijd aan met opstandelingen in het door niet-islamitische negers bewoonde zuiden; van oudsher waren er scherpe tegenstelling met het Arabische noorden van het land. In 1963 begon een burgeroorlog tussen het noorden en zuiden van Sudan die, met tussenpozen, nu al meer dan dertig jaar duurt (Sudanese burgeroorlog). In de bloedige strijd sneuvelden honderdduizenden Sudanezen, terwijl er vooral in de tweede helft van de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig stelselmatig in het zuiden duizenden dorpen werden verwoest.

Groeiende oppositie, die zich onder meer uitte in politieke stakingen, bracht Abboud in 1964 ten val. Na verkiezingen in april 1965, die alleen in het noorden van het land werden gehouden, kwam een coalitie van conservatieve partijen aan de regering. In 1969 pleegde kolonel Ja'far al-Numeiry een staatsgreep. De macht werd overgenomen door de Nationale Revolutionaire Raad, een socialistische junta. De junta werd in 1971 door communistische militairen ten val gebracht. Hun regime duurde echter maar enkele dagen. Numeiry pleegde een tegencoup, en liquideerde de communisten. Later in 1971 organiseerde Numeiry een referendum, dat zijn eigen presidentschap als uitkomst had.

Onder Numeiry richtte Sudan zich in de buitenlandse politiek vooral op de Arabische landen. Numeiry verbrak de onder zijn voorganger Abboud aangehaalde banden met de Sovjetunie, en legde contacten met westerse staten. Sudan speelde een bemiddelende rol in conflicten tussen staten in de noordoostelijke regio van Afrika.

In Sudan zelf verliep Numeiry's politiek echter minder voorspoedig. Behalve met de burgeroorlog kampte het land met economische teruggang, met vluchtelingen uit oorlogvoerende buurlanden, met hongersnood en met de Moslim Broederschap, die de shari'a - de islamitische wet - aan de bevolking wilde opleggen. Op 6 april 1985 brachten militairen onder leiding van generaal Abdul-Rahman Hassan Suwar al-Dahab president Numeiry ten val. Na de verkiezingen van begin april 1986 werd Sadik al-Mahdi premier en Ahmed Ali al-Mirghani staatshoofd. De onrust in het land leidde op 30 juni 1989 opnieuw tot een staatsgreep. De nieuwe machthebber generaal Omar Hassan al-Bashir liet Sudan naar een zorgwekkende toestand afglijden. Hij verbood alle politieke partijen, en streefde naar een islamitische staat. Waarnemers noemden Sudan onder Bashir `een ramp op het gebied van mensenrechten'. Bashir probeerde de oplaaiende burgeroorlog in het zuiden te breken door het gebied uit te hongeren. Door het tegenhouden van buitenlandse voedselkonvooien naar Zuid-Sudan, de sympathie voor Irak tijdens de tweede Golf-oorlog (1991) en de steun aan diverse fundamentalistische terreurbewegingen raakte het land in het begin van de jaren negentig internationaal in een isolement. In 1993 liep een grensgeschil over de Halaib-regio met Egypte bijna op oorlog uit.

In oktober 1993 maakte president Bashir een pakket maatregelen bekend, bedoeld om in 1994 en 1995 respectievelijk presidents- en algemene verkiezingen te houden. De regerende militaire raad (Revolutionaire Commandoraad) werd ontbonden; Bashir kwam aan het hoofd van een burgerregering te staan. Er veranderde echter nauwelijks iets; de verkiezingen werden uitgesteld.

< >