Gepubliceerd op 13-06-2017

Sikhs

betekenis & definitie

Indiase bevolkingsgroep, verenigd door een eigen religie, die zich van India wil afscheiden. Het woord Sikhs is Sanskriet en betekent leerlingen.

De Sikhs wonen voornamelijk in de noordwestelijke deelstaat Punjab. Hun geloofsrichting splitste zich in de zestiende eeuw van het hindoeïsme af. De Sikhs ontleenden ook elementen van hun godsdienst aan de islam. De Sikhs werden radicaler door de vervolging door de islamitische groot-mogols (vorsten), waaraan ze in de zeventiende eeuw blootstonden; ze gingen zich militair organiseren. Een van hun leiders hield hun voor `in nederigheid en oprechtheid door het zwaard te leven'. In de achttiende eeuw wisten ze in het noordwesten van India een rijk te stichten. In 1849 braken de Britten hun verzet, waarna de Sikhs loyale soldaten in het Brits-Indische leger werden.

In het onafhankelijke India begonnen ze opnieuw naar autonomie te streven. Dit leidde op 5 juni 1984 tot de bestorming van de door Sikhs bezette Gouden Tempel in Amritsar, de hoofdstad van de Punjab. Uit wraak voor dit bloedbad vermoordden de Sikhs enkele maanden later premier Indira Gandhi.

< >