Drie Ierse mannen en een Engelse vrouw die veertien jaar lang onschuldig in de gevangenis hebben gezeten, nadat ze ten onrechte waren veroordeeld voor het plegen bomaanslagen van het Irish Republican Army (IRA, Ierse Republikeinse Leger).
De `Vier van Guildford' - Patrick Armstrong, Gerard Conlon, Paul Hill en Carole Richardson - werden in 1974 gearresteerd na twee bomaanslagen op cafés in de Engelse steden Guildford en Woolwich. Engeland werd toen geteisterd door een geweldscampagne van het IRA. De vier verdachten werden in 1975 tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld op basis van bekentenissen die ze zelf hadden afgelegd, maar die volgens hen onder dwang en na mishandeling door de politie tot stand waren gekomen. In 1977 wilden de vier in hoger beroep gaan tegen hun straf, temeer omdat gearresteerde IRA-leden verklaarden verantwoordelijk te zijn voor de aanslagen in Guildford en Woolwich. De Engelse justitie weigerde echter aan hun verzoek te voldoen.
Het duurde tien jaar voordat er een nieuw politieonderzoek naar het bewijsmateriaal over de zaak werd ingesteld. In 1989 bleek tijdens de behandeling van de zaak voor het Hof van Beroep dat politierechercheurs in 1975 hadden geknoeid in verslagen van het verhoor van de vier verdachten, en valse getuigenverklaringen hadden afgelegd. De Guildford-Four werden op 19 oktober 1989 vrijgesproken. Daarna kregen ze smartegeld voor hun onrechtmatige opsluiting.
De film In the name of the father die over de Guildford-Four gaat, brengt het beeld naar voren van een soort heksenjacht door de Engelse justitie in 1974. De politie had de opdracht hoe dan ook arrestaties te verrichten om kracht te tonen in de strijd tegen het IRA, en de angst onder de bevolking weg te nemen. De toevallig in de buurt van de aanslagen aanwezige Ierse gastarbeiders waren daarvan het slachtoffer.