De vereniging van de Bondsrepubliek Duitsland en de Duitse Democratische Republiek in 1990.
Door de Koude Oorlog liep de als tijdelijk bedoelde opdeling van Duitsland in vier bezettingszones in 1949 uit op een tweedeling van het land. De revolutie van 1989 in Oost- en Midden-Europa luidde het herenigingsproces in. In de zomer en het najaar van 1989 verlieten honderdduizenden Oost-Duitsers via Hongarije en Tsjechoslowakije het land en vonden een goed heenkomen in de BRD. Om de leegloop van de DDR te stuiten, opende de regering op 9 november 1989 doorlaatposten in de Berlijnse Muur, waardoor het IJzeren Gordijn tussen Oost- en West-Duitsland werd opgehaald.
In de DDR werd ondertussen de kritiek op de regerende communistische partij (SED) scherper en de roep om hereniging met de BRD luider. Begin 1990 kondigde Sovjetleider Gorbatsjov aan, dat wat hem betrof over een toekomstige hereniging van de beide Duitslanden te praten viel. Daarmee was de voornaamste barrière weggenomen.
De eerste vrije verkiezingen in de DDR in het voorjaar van 1990 werden gewonnen door een combinatie van partijen, waarvan de Christlich-Demokratische Union (CDU) de grootste was. Op 1 juli 1990 werd de Oost-Duitse mark vervangen door de West-Duitse mark. De vrije-markteconomie begon in de DDR zijn intrede te doen.
Na moeizame onderhandelingen was op 3 oktober 1990 de hereniging een feit. Op 2 december 1990 werden de eerste naoorlogse `gesamtdeutsche' verkiezingen gehouden. De Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD) die had gewaarschuwd voor de grote kosten van de eenwording leed een zware nederlaag. Kort daarna bleek het gelijk van de socialisten. De neergang van de Oost-Duitse economie was zó dramatisch, dat de BRD lange tijd meer dan honderdvijftig miljard D-mark per jaar moest bijpassen. Ook de werkgelegenheid ontwikkelde zich veel ongunstiger dan voorzien. De vreugde over de hereniging werd daardoor grotendeels weggevaagd door de zorgen die een groter Duitsland met zich meebracht.