Duits nationaal-socialistisch politicus.
Al in de jaren twintig was Bormann actief in antisemitische, rechts-nationalistische Freikorpsen. In 1924 werd hij gearresteerd en veroordeeld wegens een politieke moord. Een jaar later kwam hij vrij en sloot hij zich bij de NSDAP aan. Bormann kreeg de leiding over de Hilfskasse, een soort verzekering voor SA-mannen, die door hun gewelddadig optreden groot risico liepen gewond te raken.
Na de nationaal-socialistische machtsovername in 1933 werd Bormann chef-staf van Rudolf Hess, Hitlers plaatsvervanger. Na de vlucht van Hess naar Engeland in mei 1941, nam Bormann zijn plaats in; hij kreeg de titel Chef der Parteikanzlei. Feitelijk kreeg hij de leiding over alle partij-aangelegenheden; hij was slechts aan de Führer verantwoording schuldig.
In april 1943 werd Bormann Hitlers persoonlijke secretaris, waardoor hij ook op staatszaken invloed kreeg. In de nadagen van het Derde Rijk werd hij belast met de uitvoering van Hitlers testament. Bormann benoemde na Hitlers zelfmoord op 30 april 1945 admiraal Dönitz tot rijkskanselier.
Wat er daarna precies met Bormann is gebeurd, is onzeker. Zeer waarschijnlijk is hij begin mei 1945 in Berlijn om het leven gekomen. Bij de Neurenbergse processen (1945-46) werd Bormann bij verstek ter dood veroordeeld.