Zes Ierse mannen die zestien jaar in de gevangenis hebben gezeten nadat ze ten onrechte waren veroordeeld voor bomaanslagen.
Patrick Hill, Hugh Callaghan, John Walker, Richard McIlkenny, Gerard Hunter en William Power werden in 1975 in Engeland gearresteerd. Dat gebeurde kort nadat (in november 1974) bij bomaanslagen op twee cafés in Birmingham eenentwintig doden en tientallen gewonden waren gevallen. In Engeland heerste destijds grote paniek door een reeks aanslagen van het Irish Republican Army (IRA, Ierse Republikeinse Leger). Vijf van de zes mannen werden aangehouden toen ze op het punt stonden met een veerboot naar Ierland te reizen om de begrafenis van een IRA-lid bij te wonen. Die man was een jeugdvriend van hen die bij een te vroeg ontplofte bom in Coventry was gedood. De zesde man werd een dag later aangehouden.
Volgens de Engelse politie bekenden de zes betrokken te zijn geweest bij de aanslagen in Birmingham. Bovendien zouden er op hen sporen van springstof (nitroglycerine) zijn gevonden. Later trokken zij hun verklaringen in, omdat die volgens hun zeggen door lichamelijk geweld van de politie tot stand waren gekomen. Ook plaatste een expert grote vraagtekens bij de sporen van nitroglycerine op de mannen. De rechter toonde zich echter niet ontvankelijk voor verzoeken tot een nieuw onderzoek. Hij vond dat `tijdverspilling'. Alle zes mannen werden in augustus 1975 veroordeeld tot eenentwintig keer levenslange gevangenisstraf.
Pas in 1991 kwamen de zes vrij, nadat uit een nieuw onderzoek was gebleken dat de bekentenissen in 1975 inderdaad onder dwang tot stand waren gekomen, en dat het sporenonderzoek zeer onbetrouwbaar was geweest. Hun vrijlating volgde nadat eerder de Guildford Four en de Maguire Seven op vrije voeten waren gesteld.
In 1992 werd de laatste van een groep ten onrechte veroordeelde personen vrijgelaten. Judith Ward was in 1974 tot dertig jaar veroordeeld wegens betrokkenheid bij bomaanslagen. Ze was al eerder opgepakt nadat ze had opgeschept over door haar gepleegde aanslagen, maar iedere keer vrijgelaten omdat ze door haar excentrieke gedrag niet werd geloofd. Na een bomaanslag op een legerbus, waarbij twaalf doden vielen, zocht de Engelse politie echter een schuldige om de angst voor nieuwe IRA-aanslagen te sussen. In de naïeve Ward vond zij een gemakkelijk slachtoffer.
De verschillende gevallen die hierboven zijn genoemd, tonen aan dat de Britse justitie het ten tijde van de grote IRA-processen in de jaren zeventig niet al te nauw nam met de (Ierse) mensenrechten.