Republiek in Europa; sinds 1937 een onafhankelijke staat.
Na eeuwen Engels bewind, kreeg een groot deel van Ierland onder de naam Ierse Vrijstaat in december 1921 de status van Brits dominion. Alleen een deel van Ulster koos voor Engeland en bleef buiten de nieuwe staat. In december 1937 nam het Ierse parlement een nieuwe grondwet aan die een einde maakte aan het ambt van gouverneur-generaal, die namens de Britse kroon het oppertoezicht in de dominion had. Daarmee verklaarde Ierland zich onafhankelijk van het Verenigd Koninkrijk en veranderde de naam Ierse Vrijstaat in Eire (Ierland). De Ieren kregen een eigen president. In 1938 trok ook de Britse oorlogsvloot zich uit Ierse havens terug. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef Ierland neutraal, wat gezien de strategische ligging in de Atlantische Oceaan nadelig voor de geallieerden was.
Door een grondwetswijziging in 1949 verliet Ierland het Britse Gemenebest. De leider van de meerderheid in het parlement (Dáil Éireann) was voortaan de minister-president. Die positie werd van 1951-54 en van 1957-59 bekleed door Eamon de Valera.
Met Engeland bestond lange tijd verschil van mening over de positie van Ulster. In december 1985 werd een Anglo-Iers akkoord gesloten, dat de Ierse Republiek inspraak in het bestuur over Noord-Ierland (Ulster) gaf. Op 15 december 1993 werd met de Engelsen een nieuwe overeenkomst gesloten; in dat akkoord waren de voorwaarden vastgelegd waaronder vredesbesprekingen over Noord-Ierland zouden moeten worden gehouden.
Tot halverwege de jaren zestig was Ierland een van de meest achtergebleven gebieden van Europa. De landbouw zorgde voor een derde deel van de inkomsten. Door een actieve economische politiek, zoals het verstrekken van subsidies en andere faciliteiten voor bedrijven, een vrijhandelsverdrag (1966) met het Verenigd Koninkrijk en aansluiting bij de Europese Gemeenschap (1973), ontwikkelden de industrie en de dienstensector zich in een vrij hoog tempo. De landbouw bleef echter een belangrijke economische sector.