Aan de naam van de koninklijke familie ontleende term die verschillende betekenissen heeft.
De belangrijkste en meest pregnante vorm van orangisme is die van de orangistische partij (ook bekend als de prinsgezinden) in de late achttiende eeuw. Deze partij vormde de tegenhanger van de patriottistische facties die op basis van verlichte ideeën het verval van de Republiek ter discussie stelden en het zwakke optreden van stadhouder Willem V bekritiseerden. De strijd tussen de orangisten en de patriotten escaleerde in 1787. Stadhouder Willem V wist toen slechts met hulp van de broer van zijn vrouw, de Pruisische koning Friedrich Wilhelm II, de orde te herstellen. Veel patriotten verlieten hierop Holland en weken uit naar Amerika of Frankrijk. In 1795 keerde een aantal van hen echter terug en stichtte met steun van de Fransen de Bataafse Republiek.
De stadhouderlijke familie had zich in ballingschap begeven en de rol van de orangistische partij leek definitief uitgespeeld. Vier jaar later, in het voorjaar van 1799, bleek ook dat het enthousiasme voor Oranje onder het volk danig was bekoeld. Een van de weinige Nederlanders die hem openlijk steunde en haar liefde voor Oranje uitte, was freule Van Dorth. Ze werd voor het vuurpeloton gesteld een lot dat andere orangisten zo afschrok dat ze ervan afzagen openlijk partij te kiezen. In 1801 leken de kansen dan toch te keren. Moe van de revolutie verzoenden de verschillende partijen zich.
Veel orangistische regenten, die in 1795 buitenspel waren geraakt, keerden terug op het pluche. Sommige patriotten opperden in deze tijd zelfs het idee om de oude stadhouder of zijn zoon de soevereiniteit aan te bieden. Veel steun was hier niet voor, en bovendien keurden de Fransen het niet goed. In het diepste geheim, vaak in kleine en lokale groepjes, begon de Oranjepartij zich rond deze tijd opnieuw te organiseren. Het orangisme had in deze tijd vaak een intellectuele en apolitieke vorm. Zo werd in 1804 het beroemde pamflet Hollands rijkdom van de achttiende-eeuwse orangistische publicist Elie Luzac herdrukt, en schreven figuren als Gijsbert Karel van Hogendorp en Willem Bilderdijk uitvoerige verhandelingen over de prominente rol van Oranje in de vaderlandse geschiedenis, economie, politiek en godsdienst.
Na de bevrijding van de Fransen in 1813 bleken met name de ‘historische inzichten’ van Van Hogendorp aanleiding om Willem Frederik te vragen naar het vaderland terug te keren en de soevereiniteit op zich te nemen. Na achttien jaar van revolutie en bezetting bleek toen plotseling dat de Oranjeliefde toch diep geworteld was in het Nederlandse volk, zo diep zelfs, dat doorgewinterde patriotten om herstel van de stadhouderlijke familie riepen.
Na 1813 was er geen sprake meer van patriotten en orangisten. Wel kende het in 1815 ontstane Koninkrijk in de kringen van het protestantse Réveil een vorm van religieus orangisme, maar dit was niet wijdverspreid.
In 1830 ontstond na de afscheiding van België korte tijd een orangistische beweging in Vlaanderen als tegenhanger van de voornamelijk op Frankrijk georiënteerde afscheidingsbeweging. Zo bestond in Gent, dat sterk geprofiteerd had van de (economische) politiek van koning Willem I, weinig enthousiasme voor de Belgische opstand en hadden de ‘orangisten’ in 1830 een tijdlang de overhand.
In Nederland heeft zich alleen gedurende de Tweede Wereldoorlog nog een met de vroege negentiende eeuw te vergelijken vorm van orangisme gemanifesteerd. Zo putte het Nederlandse volk uit Wilhelmina’s radiotoespraken niet alleen troost, maar kreeg men ook het idee dat na de bevrijding alles beter zou worden. Tegenwoordig manifesteert Oranjeliefde zich vooral op Koninginnedag, bij geboorten en begrafenissen, en is er geen sprake meer van een politieke of religieuze vorm.
De enige politiek-religieuze vorm van orangisme die nog bestaat, is het protestantse orangisme van de NoordIerse ‘orangemen’. Deze herdenken om politieke redenen elk jaar met zogenaamde Oranjemarsen de overwinning bij de Boyne van koning-stadhouder Willem III (van Oranje) op zijn rooms-katholieke schoonvader koning Jacobus II.
Zie ook patriotten > populariteit prinsgezinden.