Gepubliceerd op 29-06-2020

buitenstaatverklaring

betekenis & definitie

Aangezien de Koning onschendbaar is, kan hij niet door een rechterlijk vonnis uit zijn ambt worden ontzet of van zijn vrijheid worden beroofd. Een Koning blijft Koning, totdat hij overlijdt, afstand doet of een huwelijk sluit zonder toestemming van de wetgever.

Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen die het ongewenst of onmogelijk maken dat de Koning het koninklijk gezag uitoefent. Hij kan dan de uitoefening van het koninklijk gezag tijdelijk neerleggen krachtens een wet, waarvan het voorstel door of vanwege de Koning wordt ingediend. Koningin Wilhelmina heeft dit tweemaal gedaan, in 1947 en 1948. Het is echter ook mogelijk dat hij al dan niet tegen zijn wil buiten staat wordt verklaard het koninklijk gezag uit te oefenen. Artikel 35 van de Grondwet regelt deze materie. Het artikel bevat geen gronden voor de buitenstaatverklaring.

Deze kunnen gelegen zijn in de lichamelijke of geestelijke gesteldheid van de Koning, maar dit hoeft niet. Het is zeer twijfelachtig of de Koning buiten staat verklaard kan worden als hij persoonlijke, onoverkomelijke bezwaren heeft tegen een bepaalde wet, zoals met de Belgische koning Boudewijn in 1990 het geval was. Koning Boudewijn werd verklaard ‘in de onmogelijkheid te regeren’ te verkeren. De Belgische ministerraad, die het koninklijk gezag waarnam, tekende vervolgens het omstreden wetsvoorstel, waarna werd vastgesteld dat aan ‘de onmogelijkheid’ een einde was gekomen. Verschillende staatsrechtgeleerden waren van mening dat het artikel in de Belgische Grondwet betreffende de ‘onmogelijkheid te regeren’ misbruikt was.De procedure van de buitenstaatverklaring verloopt in Nederland als volgt. Als de ministerraad van oordeel is dat de Koning buiten staat is het koninklijk gezag uit te oefenen, bericht hij dit onder overlegging van het advies van de Raad van State aan de Staten-Generaal. Deze komen vervolgens in verenigde vergadering bijeen. Als de Staten-Generaal het oordeel van de ministerraad delen, verklaren zij de Koning buiten staat het koninklijk gezag uit te oefenen. Dit wordt vervolgens waargenomen door een regent. Zodra de Koning weer tot de uitoefening van het koninklijk gezag in staat is, wordt dit bij de wet verklaard.

Ook hierover besluiten de Staten-Generaal in Verenigde Vergadering. Artikel 35 van de Grondwet kan ook op een regent worden toegepast. Buitenstaatverklaring heeft tweemaal plaatsgevonden, en wel van koning Willem III in 1889 en 1890 wegens ziekte. Gezien de zwaarte en beladenheid van de procedure wordt hiertoe slechts in het uiterste geval overgegaan. In januari 1889 liet de ministerraad aan koningin Emma weten dat men buitenstaatverklaring wilde vermijden en met de gebrekkigste handtekening van koning Willem III genoegen zou nemen. In maart van dat jaar was de lichamelijke en geestelijke conditie van de koning echter zo slecht, dat de procedure alsnog in werking werd gesteld.

Op 3 april 1889 werd Willem III buiten staat verklaard de regering waar te nemen en de Raad van State tijdelijk (totdat bij wet een regent zou zijn aangesteld) belast met de waarneming van het koninklijk gezag. Eind april voelde de koning zich weer beter en op 3 mei 1889 kon hij de uitoefening van het koninklijk gezag hervatten. Op 29 oktober 1890 moest hij echter opnieuw buiten staat worden verklaard. De Raad van State nam het koninklijk gezag aanvankelijk waar. Koningin Emma werd vervolgens bij wet tot regentes benoemd. Op 20 november 1890 aanvaardde zij het regentschap voor haar echtgenoot, die drie dagen later overleed.

Zie ook >abdicatie> regent.

< >