(1899-1902) Oorlog in Zuid-Afrika tussen enerzijds de republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat waarvan de inwoners van Nederlandse komaf ‘Boeren’ heetten - en anderzijds Groot-Brittannië. Koningin Wilhelmina baarde in 1900 opzien toen zij de Transvaalse president Paul Kruger in de gelegenheid stelde met een Nederlands oorlogsschip naar Europa te reizen om daar zijn zaak te bepleiten.
Al sinds de tweede helft van de 17e eeuw woonden er Nederlandse kolonisten in de zuidelijke punt van Afrika, halverwege de belangrijke handelsroute naar Indië. Op 6 april 1652 vestigde Jan Anthonisz van Riebeeck een verversingspost voor de Verenigde OostIndische Compagnie aan Kaap de Goede Hoop, die zou uitgroeien tot de Kaapkolonie. In de laatste decennia van de 19e eeuw kwamen de nakomelingen van deze kolonisten, de zogeheten Boeren, die inmiddels hun eigen staatjes hadden gesticht, herhaaldelijk in botsing met het zich uitbreidende Britse wereldrijk. Het ging daarbij behalve om de macht over het strategisch gelegen gebied ook om de winning van goud en diamanten. Tot tweemaal toe, van 1880 tot 1881 en van 1899 tot 1902, liep het uit op een oorlog. Uiteindelijk verloren de Boeren.De boerenrepublieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat werden in 1902 ingelijfd door de Britten, om in 1910 op te gaan in de Unie van Zuid-Afrika. Anders dan andere slachtoffers van de Europese expansie overzee werden de Boeren in de meeste Europese landen gezien als heldhaftige underdogs die sympathie verdienden in de bij voorbaat verloren strijd tegen het oppermachtige Engeland. In Nederland nam de sympathie voor de ‘stamverwante’ Boeren van hoog tot laag, van links tot rechts, bijna hysterische vormen aan, vooral tijdens de laatste Boerenoorlog. Ook de jonge koningin Wilhelmina, groot geworden in een atmosfeer van heroïsch nationalisme, voelde zich zeer aangesproken.
Op persoonlijke titel schreef zij zowel de Engelse koningin als de Duitse keizer en de Russische tsaar aan om iets voor de Boeren te doen, maar zonder succes. Meer was eigenlijk niet mogelijk, aangezien de Nederlandse regering niet van plan was de betrekkingen met Engeland op het spel te zetten omwille van een verre oorlog. Toch werd onder verantwoordelijkheid van het kabinet door de koningin een diplomatiek gebaar gemaakt toen eigenlijk al duidelijk was dat de Boeren het gingen verliezen.
In november 1900 haalde het Nederlandse oorlogsschip de Gelderland de bejaarde Transvaalse president Paul Kruger (1825-1904) naar Europa. Begin december van dat jaar werd hij door koningin Wilhelmina officieel ontvangen. Tot materiële of politieke steun aan de Boeren leidde dit alles niet, maar wel kwam het Wilhelmina te staan op allerlei complimenten in de Nederlandse en ook buitenlandse pers. Voor het eerst werd zij bij deze gelegenheid aangeduid als ‘de enige man onder de Europese vorsten’, een kwalificatie die in de Tweede Wereldoorlog in aangepaste vorm weer op zou duiken.