De tussen de hooggelegen zandgronden van het Gooi en de rivierafzettingen van de Utrechts Noord Hollandse Vechtstreek gelegen zone met plassen en bosrijke moerassen. In deze voor natuur- en watersportliefhebbers zeer aantrekkelijke zone is de bebouwing vrijwel geheel geconcentreerd in een aantal lintdorpen. De plassen ontstonden voornamelijk door uitvening en afslag, de moerassen door veenvorming in en op het water.
De structuur van het plassengebied verraadt, dat sprake was van een perceelsgewijze uitvening van door landscheidingskaden gemarkeerde complexen grote en lange strookvormige kavels. Hierbij dienden in de lengterichting van de kavels smalle ribben te worden uitgespaard. Door de uitvening ontstonden min of meer rechthoekige plassen, die pet- of trekgaten worden genoemd en plaatselijk door afslag aaneengroeiden.
Met name het Utrechtse deel van de Vechtplassengordel werd plaatselijk van belang voor de watersport, terwijl in de sterk verlande gebiedsdelen aanzienlijke oppervlakten natuurreservaat zijn geworden. Van enkele plas- en moerasgebieden ging de karakteristieke waarde grotendeels door zandwinning verloren.
Streken waarvan de natuurlijke en cultuurlijke gesteldheid min of meer met die van het Vechtplassengebied overeenkomen zijn: de Oude Venen in Centraal Friesland, delen van de Lindevallei in Zuid Friesland, de Weerribben en Wieden in Noordwest Overijssel, de Vinkeveense Plassen in West Utrecht, de Nieuwkoopse Plassen in Zuid Holland en delen van de Zaanstreek en Waterland in Noord Holland.
Bij de grote overeenkomst die de genoemde streken met het Vechtplassengebied vertonen, kunnen ze er ook in een of meer opzichten van verschillen. Zo zijn de boerderijen van de lintdorpen in het Weerribben- en Wiedengebied op sommige plaatsen slechts door een voetpad met elkaar verbonden. Verder werden met name de streek van de Wieden en een deel van Waterland minder systematisch uitgeveend dan het Vechtplassengebied.
De plantengroei van de diverse moeras- en plasgebieden vertoont trouwens eveneens verschillen. Deze houden verband met het feit, dat de moerassen en plassen van Noord Holland en in mindere mate die van Zuid Holland de invloed ondergingen en ondergaan van brak water en zowel in Noordwest Overijssel als Friesland zogenaamde boreale soorten voorkomen, die elders ontbreken.
Tenslotte dient te worden opgemerkt, dat in de meeste met het Vechtplassengebied vergelijkbare streken naar verhouding minder ontzandingen plaatsvonden. Een uitzondering vormt het gebied van de Vinkeveense Plassen, dat voor een belangrijk deel tot op grote diepte is ontgrond.