Wereldoorlog, Eerste (1914 1918),
belgië. Op 29 juli 1914, een maand na de aanslag te Sarajevo, werd het Belgische leger op oorlogssterkte gebracht; op 31 juli werd de mobilisatie afgekondigd.
Het doel was het beschermen van de neutraliteit. Op 2 augustus overhandigde de Duitse gezant een ultimatum aan de Belgische regering. De volgende dag werd de Duitsers te verstaan gegeven dat de regering het ultimatum afwees. Op 4 augustus trokken de eerste Duitse troepen België binnen. Na de val van de Maasforten rukten zij naar Brussel op, dat op 20 augustus werd bezet. Vandaar trok het Duitse leger naar Antwerpen, dat op 9 oktober werd bezet en naar de kust. Op 15 september was slechts een klein deel van het Belgische grondgebied niet bezet: een deel van West Vlaanderen, achter de rivier de IJzer, waar de loopgravenoorlog begon. De Belgische regering was uitgeweken maar Sainte Adresse bij Le Havre. Bezet België werd bestuurd door Duitse gouverneurs generaal: Von der Goltz (van september tot december 1914), Von → Bissing (van december 1914 tot april 1917) en Von → Falkenhausen (april 1917 november 1918). De bezetting drukte zwaar op de bevolking. Tijdens de Duitse inval werden ondermeer Leuven, Dinant en Aarschot zwaar getroffen. Circa honderdduizend werklozen en vooraanstaande personen werden naar Duitsland gedeporteerd, grondstoffen werden opgeëist, levensmiddelen ontbraken, ondanks de oprichting van het → Nationaal Hulp en Voedingscomité. De bezetter vond slechts steun bij een klein aantal Vlamingen, de Activisten (→ Activisme), die hun programma met Duitse hulp wilden verwezenlijken. In maart 1918 eindigde de loopgravenstrijd aan de IJzer. Er was een geallieerd tegenoffensief ingezet onder leiding van de Franse generaal Foch en koning Albert I. Eind oktober werd West Vlaanderen bevrijd. De aanval ging door tot de Scheldelinie, die bij de wapenstilstand op 11 november was bereikt. Koning Albert deed op 22 november 1918 zijn intrede te Brussel.
nederland<kke>. In de Eerste Wereldoorlog kon Nederland neutraal blijven, omdat zowel Engeland als Duitsland daar belang in stelden. Wel ondervond het de gevolgen van de duikbotenoorlog: achtentachtig Nederlandse koopvaardijschepen werden tot zinken gebracht. Berucht zijn de torpedering van de Tubantia in maart 1916 en het vasthouden van de handelsvloot in Amerikaanse havens in de zomer van 1917. Op 30.3.1916 vond de zogenaamde alerte plaats: Engeland zou volgens Duitse bron van plan zijn België aan te vallen en hiertoe zouden Britse troepen op de linkeroever van de Schelde landen. Duitsland zou dan gedwongen zijn maatregelen te nemen ten koste van de Nederlandse neutraliteit. Op 2.4.1916 kwam er ontspanning: Duitsland verklaarde zich `vergist' te hebben en bood verontschuldigingen aan. De achtergronden hiervan zijn nooit duidelijk geworden. Op 14.3.1918 eisten de geallieerden inlevering van alle Nederlandse schepen: zo niet dan zouden de schepen gevorderd worden en zouden de vs de levering van graan stopzetten. Duitsland dreigde dat als Nederland deze eisen zou inwilligen de levering van kolen en andere grondstoffen te staken. Nederland gaf echter toe aan de eis van de geallieerden en Engeland en de Verenigde Staten legden beslag op zevenhonderdduizend ton aan Nederlands scheepsruimte. Dit leidde tot spanningen met Duitsland, die in april 1918 een hoogtepunt bereikten in de → zand en grindkwestie.
In Nederland zelf berokkende de Engelse blokkade veel problemen. Engeland wilde er zeker van zijn dat invoer niet aan Duitsland ten goede zou komen en dat uitvoer niet van Duitse herkomst was.
De → Nederlandsche Overzeese Trust Maatschappij (not<kke>) wist deze moeilijkheden op te lossen. Hierdoor werd echte hongersnood voorkomen. Overigens werd de toestand voortdurend slechter; aan het eind van de oorlog kwamen herhaaldelijk aardappel en broodrelletjes voor. De moeilijkheden brachten echter een samenwerking tot stand tussen de politieke partijen (ministerie- Cort van der Linden, 1913-1918), die leidde tot de grondwetsherziening van 1917. Tot een revolutie, zoals in Duitsland, kwam het echter niet, hoewel de socialistische leider P.J. → Troelstra hiertoe in november 1918 een oproep had gedaan.