Mijer, Pieter, Nederlands politicus en koloniaal bewindsman, *3.6.1812 Batavia, +6.2.1881 Scheveningen. Mijer bekleedde sinds 1833 in Nederlands-Indië hoge ambtelijke functies.
Van 1856-1858 was hij minister van Koloniën. In 1860 werd hij lid van de Tweede Kamer, waar hij tot die conservatieven behoorde, die de liberale ideeën van de minister van Koloniën → Fransen van de Putte bestreden. In juni 1866 volgde Mijer Fransen van de Putte als minister op. Nauwelijks was zijn begroting aangenomen of hij werd zelf tot → gouverneur-generaal van Nederlands-Indië benoemd (1866-1872). Deze benoeming leidde tot hevige beroering daar hij in feite zichzelf had benoemd, hoewel formeel de Koning hem had benoemd. Een aangenomen motie van afkeuring van het kamerlid → Keuchenius leidde niet tot het aftreden van het ministerie-Van Zuylen van Nyevelt, maar tot ontbinding van de Tweede Kamer. De regering meende ten onrechte dat de Kamer inbreuk had gemaakt op het prerogatief van de Kroon. Na de verkiezingen bleef het ministerie aan de macht, maar de vraag of een ministerie dat niet het vertrouwen van het parlement had, gehandhaafd kon worden, was onbeantwoord gebleven. Uiteindelijk viel de beslissing bij de → Luxemburgse kwestie (1868). Het primaat van de Nederlandse politiek lag voortaan bij het parlement en niet bij de regering.