Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Enkelgrafcultuur

betekenis & definitie

Enkelgrafcultuur, archeologische cultuur, daterend uit het

Laat-Neolithicum, circa 2850-2450 v.Chr. Vroeger Standvoetbekercultuur genoemd op grond van een typische aardewerkvorm: de beker met uitgesproken standvoet.

De Enkelgrafcultuur kent als verspreidingsgebied Nederland, Noordwest-Duitsland en het noorden van België en vormt de meest westelijke vertegenwoordiger van de Strijdhamerculturen (Battle Axe cultures of Corded Ware cultures), zo genoemd naar de voor deze culturen typische strijdhamers of hamerbijlen, respectievelijk naar de met touwafdrukken versierde bekers, die alle groepen in een vroege fase gemeen hebben. Deze culturen hebben een verspreiding over de hele Noordeuropese Laagvlakte van de Oeral in het oosten tot de Noordzee in het westen, van Zuidwest-Finland en Zuid-Scandinavië in het noorden tot Zuidwest-Duitsland en Zwitserland in het zuiden. Een deel van de doden zette de Enkelgrafcultuur mogelijk in → hunebedden bij. Kenmerkend is echter de individuele lijkbijzetting in graven, al dan niet door een → grafheuvel overdekt. Aan dit gegeven en aan de gelijkenis met de Enkeltgravskultur in Jutland en de Einzelgrabkultur in Noord-Duitsland, ontleent de Enkelgrafcultuur haar naam. De Enkelgrafcultuur deed aan veeteelt en akkerbouw. Vondsten van nederzettingen in Noord-Holland duiden verder op het economisch belang van jacht, visvangst en het verzamelen van natuurlijke produkten. Hier zijn tevens de enige onomstreden voorbeelden van behuizingen van de Enkelgrafcultuur gevonden. Naast de aanwijzingen voor akkerbouw heeft het bestaan van nederzettingen de theorie van nomadische of semi-nomadische veetelers in diskrediet gebracht.

< >