Am(p)sivarii (Lat.), Germaanse stam, gezien zijn naam (`Eems-aanwoners') gevestigd aan de (onder-) Eems (Amasia, Amisia, Amisis; 1040 n.Chr. Emese).
In het midden van de 1e eeuw n.Chr. werden ze door de naar het zuiden en westen opdringende Chauken verdreven. In 58 trachtte een deel van de stam onder Boiocalus zich tevergeefs in Romeins militair spergebied op de rechter Rijnoever, waarschijnlijk tussen IJssel en Lippe, te vestigen. Op hun terugtocht werden ze door andere stammen vernietigd. In de vroege 3e eeuw verschijnt hun naam opnieuw onder de tegenstanders van de Romeinen in het geschrift de Nomina Provinciarum Omnium uit 312-314 en opnieuw circa 390, toen zij een confrontatie met generaal Arbogastes (→ Chamaven) uit de weg gingen en tot de → Franken behoorden. Zij woonden in die tijd rechts van de Rijn ten noorden van Keulen, mogelijk tussen IJssel en Lippe. Vanaf die tijd bestaan er Romeinse legerafdelingen, die naar hen zijn genoemd. Na circa 370 werden gekoppeld aan de auxilia Bructeri (→ Tubanten).