Positie van een of meer ondernemingen die hen in staat stelt de instandhouding van een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan te verhinderen door hun de mogelijkheid te geven zich in belangrijke mate onafhankelijk van hun concurrenten, hun leveranciers, hun afnemers of de eindgebruikers te gedragen (artikel 1, onderdeel i, Mededingingswet).
Deze definitie is ontleend aan jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG 14 februari 1978, zaak 27/76, Jur. 1978, 280; United Brands).
Het begrip economische machtspositie is van belang in de Gaswet. Artikel 18, eerste lid, Gaswet verklaart immers de bepalingen over gastransport (de artikelen 12 tot en met 16, 19, 72 en 73). van overeenkomstige toepassing op gasopslagbedrijven, voor zover deze gasopslagbedrijven een economische machtspositie hebben. Volgens het tweede lid van artikel 18 Gaswet worden in ieder geval de volgende gasopslagbedrijven voor de toepassing van het eerste lid geacht een economische machtspositie binnen het Nederlands territoir te hebben:
a) de vennootschap, bedoeld in artikel 53, namelijk: Gasunie NV;
b) alsmede de vennootschap die houder is van de bij koninklijk besluit van 30 mei 1963, nr. 39 (Stcrt. 126). verleende concessie, namelijk: NAM;
c) onderscheidenlijk de vennootschappen die houder zijn van de bij koninklijk besluit van 1 mei 1969, nr. 14 (Stcrt. 94). verleende concessie, namelijk: de Bergen concessiehouders.
Indien een gasopslagbedrijf geen economische machtspositie heeft is het een vrije economische activiteit, die niet door de Gaswet wordt gereguleerd.
Gasunie en de beheerders van de drie grote bestaande opslagfaciliteiten te Norg, Grijpskerk en Alkmaar worden voor de toepassing van de artikelen 12 tot en met 16, 19, 72 en 73 Gaswet geacht een economische machtspositie binnen het Nederlands territoir in te nemen, aldus de minister van Economische Zaken (zie ook artikel 18, tweede lid, Gaswet). De wat ruimere letterlijke wettekst van artikel 18 Gaswet zou tot gevolg kunnen hebben dat bijvoorbeeld Veba en Dyas als medeconcessiehouders van Alkmaar ook als beheerders van nieuwe opslagfaciliteiten geacht moeten worden een economische machtspositie te hebben. Dat kan naar het oordeel van de minister van Economische Zaken niet de bedoeling zijn. Juist nieuwe opslagfaciliteiten zouden de bestaande machtspositie kunnen verminderen (artikel 18 Gaswet; Brief van de minister van EZ van 30 juni 2000, TK 1999-2000, 26 463, nr. 98, p. 2).
Zie ook: Bergen concessiehouders, D: economische machtspositie, D: gasopslaginstallatie, D: Gasunie, D: NAM, D: onderneming.