om speeksel en slijm (sputum) of vreemde voorwerpen uit de onderste luchtwegen naar buiten te werken. Dit is doelgericht hoesten, dat vanzelf door de prikkel van de storende bestanddelen opgewekt wordt.
Om het naar buiten werken van taaie massa’s gemakkelijker te maken, wordt d.m.v. slijmoplossende middelen (zie Expectorans) het slijm vloeibaar gemaakt. Bij prikkelhoest ontstaat de hoestprikkel niet door bestanddelen die eruit moeten, maar door prikkeling van de luchtwegen tengevolge van ontsteking of zenuwprikkeling. H. kan ook een gewoontereactie zijn en kan dan pedagogisch behandeld worden. Het doelgerichte h. kan men bestrijden door de oorzaak weg te nemen en expectorantiën toe te dienen, de prikkelhoest door hoestremmende maatregelen. Bij beide vormen moet men de oorzaak opsporen en daarna een algemene behandeling toepassen.
Bij een door stoornissen van de bloedsomloop veroorzaakte h. moeten hart en bloedsomloop gesterkt en geregeld worden; bij ontstekingsziekten van de luchtwegen moet de ontsteking vanuit het gehele lichaam behandeld worden. Hoestmiddelen zijn in het kader van een dergelijke behandeling slechts ondersteunende en niet de enige maatregelen. Biochemie: bij droge hoest zonder slijm: Ferrum phosphoricum D6, Natrium muriaticum D6; bij kramphoest: Magnesium phosphoricum D6; bij taai spuwsel: Kalium chloratum D6, Kalium sulfuricum D6, Calcium phosphoricum D6; bij etterig sputum Natrium phosphoricum en sulfuricum, Silicea D6; bij bloederig sputum: Calcium sulfuricum D6, Kalium phosphoricum D12, Calcium fluoratum D6.