Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Erfelijkheid

betekenis & definitie

onze lichamelijke, geestelijke en psychische aanleg, eigenschappen en vermogens hebben wij overgeërfd van onze ouders en voorvaderen. Dit gebeurt volgens wetten, die nagevorst zijn door de Augustijnse pater Gregor Mendel.

Aangezien de erfelijke factoren van de mens echter talrijk en onoverzichtelijk zijn, kan dit alleen bij enkele eenvoudige en overzichtelijke eigenschappen nauwkeurig worden nagegaan. Er kan een bijzondere aanleg zijn voor ziekten van lichaam en geest, die tot dergelijke erfelijke factoren te herleiden zijn. Waar deze met zekerheid vastgesteld zijn spreekt men van erfelijke ziekten. Men onderscheidt erfelijke factoren die overheersend (dominant) zijn en ook aan de dag treden wanneer een drager van die factor paart men een niet-drager, van recessieve factoren, die niet aan de dag treden wanneer slechts één van beide ouders drager is, maar alleen wanneer twee dragers zich verenigen. Van de ziekten, die dikwijls voor erfelijk gehouden worden is kanker beslist niet erfelijk; evenmin is dat het geval met tuberculose, maar men mag aannemen dat de constitionele aanleg voor tuberculose wel overgeërfd kan worden.

< >