Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Tuberculose

betekenis & definitie

zie Longtuberculose. De tuberculosebacillen van Koch, die met de adem (inademen van druppels of stof) of het voedsel in het lichaam komen, veroorzaken daar een bijzonder kenmerkend ontstekingsweefsel, nl. typisch gevormde knobbeltjes.

De plek waar de eerste kolonie zich nestelt, wordt de primaire haard in longen of darm. Samen met de lymfknopen in het afvoergebied vormt deze het zgn. primaire complex. De inwendige afweerkrachten van het lichaam bewerkstelligen genezing, zonder dat een ernstige ziekte uitbreekt. De plek geneest met een bindweefsellitteken en verkalkt meestal. In Europa maakt bijna ieder mens in de eerste 30 jaren van zijn leven een dergelijke primaire infectie door, die al dan niet opgemerkt wordt. Wanneer door de uiterlijke levensomstandigheden of andere doorgemaakte ziekten het afweervermogen tijdelijk verminderd is, kunnen deze rustende haarden weer oplaaien en kan de tuberculose opnieuw uitbreken.

Ook bij hernieuwde besmetting in zo’n periode kan dat gebeuren. Deze nieuwe ziekte neigt niet zo zeer naar genezen en littekenvorming, maar meer tot uitbreiden en verkazen. Bij het verkazen ontstaan holten in het zieke weefsel (caverne). Wanneer de verkazingsprocessen de overhand hebben, komen de bacillen meestal voor in de uitscheidingen (sputum, urine, enz.). Iedere aandoening die nog gaande is en nog niet tot rust is gekomen wordt actief genoemd, de littekenachtige, ingekapselde en verkalkte vorm wordt passief of rustend genoemd. In alle organen kunnen tuberculeuze aandoeningen de kop opsteken.

Longtuberculose komt het meest voor. Wanneer een mens of een bepaald weefsel door de tuberkelbacil overvallen wordt, hoeft niet altijd ziekte te ontstaan. Voorwaarde daartoe is de gevoeligheid van het organisme. Deze kan door de constitutie bepaald zijn of het gevolg van psychische en lichamelijke oververmoeidheid, en overbelasting, honger, ondervoeding, ondoelmatige leefwijze. Vooral babies en pubers lopen gevaar. Na het 30ste levensjaar treden nieuwe ziektegevallen aanzienlijk minder op, hoewel ook nog op hoge leeftijd zich wel gevallen kunnen voordoen. Behandeling: zie Longtuberculose.

< >