langzaam, op zijn gemak, zeer omslachtig. Vroeger meende men, dat deze uitdr. was ontleend aan de voormalige regeering van Friesland, die uit de afgevaardigden van elf steden en dertig grietenijen bestond en, daar zij ruggespraak met hun lastgevers moesten houden, slechts heel langzaam opschoten.
Dr. Stoett heeft echter de onjuistheid hiervan aangetoond op grond, dat de uitdr. reeds bekend was, vóór Friesland in n steden en 30 grietenijen was ingedeeld. De uitdr. heeft dan ook een anderen oorsprong; zij is n 1. afkomstig van de Zuidnederlandsche wevers, die een bijzonder fijne kam hebben, „de elf-en-dertig” genoemd, daar er 11 en 30 gangen, elk van 100 draden, door geschoven kunnen worden. Op zijn „elf-en-dertigst” bet. dan ook oorspr.: fijn, netjes, in de puntjes, en eerst later: langzaam, daar het weven op de fijne kam slechts langzaam kon geschieden.