Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Vestītŭs

betekenis & definitie

1. ūs, m. eig., bekleding, kleding, muliebris, Cic., vestitum mutare, d. i. rouwkleren aantrekken, Cic., ad vestitum suum redire, de rouwkleren afleggen, zijn gewone kleren weer aantrekken, Cic.; overdr., bekleding, bedekking, riparum, het groen, Cic., vestitus densissimi montium, Cic.

2. ūs, m. fig., orationis, prachtgewaad, Cic.

< >