Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Urgĕo

betekenis & definitie

en (in de beste handschriften) urguĕo, ursi (2);

I. eig.,
a. trans., dringen, voortstoten, drijven, stoten, naves in Syrtes, Verg., equites in oppidum, Auct. bell. Afr., vocem ultra vires, bovenmatig inspannen, Quint., orationem, hartstochtelijk spreken, Quint.
b. intr., dringen, urgent ad litora fluctus, Verg.

II. overdr.

a. in het nauw brengen, last veroorzaken, geen rust laten, aandrijven, urgens senectus, Cic., alqm fame, Sall., nihil urget, niets dringt (u), d. i. het heeft geen haast, Cic., famulas laboribus (tot), Ov., alqm flebilibus modis, onophoudelijk bejammeren, Hor., altum, de volle zee trachten te bereiken, Hor., c. gen. (evenals accuso) = wegens, male administrator provinciae . . . urgebatur, Tac. (waar anderen arguebatur willen lezen). | (een plaats) vernauwen, nauw insluiten, beperken, vallem, Verg., urbem urbe aliā premere atque urguere, Cic.; (een tijd) verdringen, urget diem nox et dies noctem, Hor.
b. (iemd door vragen, tegenwerpingen enz.) in het nauw brengen, voortdurend lastig vallen, interrogando, Cic., rustice, Cic.
c. zich ijverig (met iets bezighouden), (van iets) niet aflaten, (op iets) aandringen, opus, Ov., arva, Hor., iter, Ov., occasionem, ijverig benutten, Cic., forum, veel op het forum zijn, Cic., propositum, volharden bij enz., Hor., ius (op streng recht), Cic., c. inf., urges summovere maris litora, doet moeite om enz., Hor., m. acc. c. inf., cum abrumpi dissimulationem urgebat, Tac.

< >