Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Stīpo

betekenis & definitie

1. eig., samendringen, -persen, dicht opeenpakken, Graeci stipati, quini in lectulis, saepe plures, Cic., velut stipata phalanx, Liv.; poët., st. Platona Menandro, de geschriften van P. bij die van M. pakken, Hor.

2. overdr., (een plaats) volstoppen, vullen, inz. part. stipatus, geheel gevuld, Ov., Suet.; (ter bescherming, begeleiding enz.) omringen, dicht omgeven, senatum armatis, Cic.

< >