vīci, victum (3);
1. intr., volkomen overwinnen, een volledige overwinning behalen, pervicit Vardanes, Tac. | overdr., (in een dispuut enz.) pervicit Cato, Cic.
2. trans., geheel overwinnen, mores dominae, de eigenzinnigheid, Prop. | overdr., overtreffen, voces pervincunt sonum, Hor.; iemd met moeite tot iets brengen, alqm, ut etc., Liv., alqm non pervincere, quin etc., Tac.; het met moeite zover brengen, doordrijven, afdwingen, utraque, Tac., m. ut, Liv.; onomstotelijk uitmaken.